Op zoek naar een marktevenwicht: top-down en bottom-up nationalisme tijdens een politieke transitie

Size: px
Start display at page:

Download "Op zoek naar een marktevenwicht: top-down en bottom-up nationalisme tijdens een politieke transitie"

Transcription

1 Op zoek naar een marktevenwicht: top-down en bottom-up nationalisme tijdens een politieke transitie Een vergelijkende analyse van de rol van nationalisme in politieke transities. Wat kan Egypte leren van Roemenië? Bottom- up nationalisme in Egypte. De tekst: Verboden in te stappen voor Amerikanen en jongeren van 6 april. Gratis voor onze strijdkrachten. Tsjebbe Hein Paulussen Universiteit van Amsterdam Begeleider: Dr. Robbert Woltering Tweede lezer: Dr. Mariwan Kanie Tweede semester, academisch jaar Masterscriptie Midden-Oosten Studies

2 2

3 Abstract The American political scientist Jack Snyder argues that during a democratic transition elites and counter- elites often use nationalism to gain popular support for their regimes. In the beginning of a democratic transition there is often a marketplace of ideas that is far from perfect. It lacks a professional, free press or a functioning civil society that can be a check against the nationalist propaganda from the elite. The elite, that is not interested in true democratization but just wants to continue its rule, can use nationalism to rule in name of the people, without letting the people actually rule. According to Snyder, this situation increases the risk of a civil or regional war. In Romania, the nationalist discourse used by the elite to gain popular support for their rule after the fall of Ceauşescu, was a top- down project that was successful among the population because the discourse was familiar. When it became politically opportune for the elite to abandon the nationalist rhetoric, it was easy for them to do so. In Egypt, both the elite and the counter- elite use nationalist rhetoric to gain support, but it is also used in a bottom- up process by grassroots organisations and movements that are both pro- and anti- regime. Because Egyptian nationalist is formed both bottom- up and top- down, it will be more difficult for the elite to cast it aside when it becomes political opportune. Together with the instability, the current xenophobic Egyptian nationalism damages the tourism industry and thereby the economic situation in Egypt. The bottom- up nature of Egyptian nationalist discourse poses serious challenges for the success of the democratic transition in Egypt. Even though these are serious challenges, the chances of a regional war with Egypt as aggressor are very small. The elite, consisting mainly of the military, know they will not win a war from the most likely adversary, Israel. Next to the small chances of winning this war, it will also cost them military support from the United States. It is hard to say if a civil war is likely to arise in Egypt, but the crackdown on the Muslim Brotherhood and other oppositional actors will definitely not help to reduce these chances. Now that al- Sisi is elected president, 3

4 he should do his best to reduce tensions and strive for an inclusive political process. The statements he made during his presidential campaign do not seem to implicate that he is planning to do so, what does not make Egypt s future brighter. 4

5 Inhoudsopgave Abstract...3 Dankwoord...7 Opmerking met betrekking tot de transcriptie Inleiding Onderzoeksopzet Theorie Selectie van casus Hoofdvraag Relevantie Theoretisch kader Het doel: democratie De omstandigheden: democratisering De marketing I: nationalisme De marketing II: antirevolutionair nationalisme De aanbieder: de elite De markt: de ideeënmarkt Het product: legitimiteit De ontbrekende schakel: de vraag Methodologie Historisch kader De markt De aanbieder De marketing De vraag Historisch kader Egypte Roemenië De markt Egypte Persvrijheid Civil society

6 Instituties Roemenië Persvrijheid Civil society Instituties Analyse De aanbieders Egypte Elite Contra- elite Roemenië Elite Contra- elite Analyse De marketing Egypte Roemenië Analyse De vraag Egypte Roemenië Analyse Lessen voor Egypte Conclusie Bibliografie Appendix Appendix A Vragenlijst persvrijheid Freedom House Appendix B Relatief gebruik Maṣr Maṣrī, ʿArab ʿArabī, Islām Islāmī op Facebookpagina Kullina Khālid Saʿīd tussen 01/02/2011 en 03/06/ Appendix C Relatief gebruik concept Egyptianness Facebookpagina Kullina Khālid Saʿīd tussen 01/06/2010 en 03/06/

7 Dankwoord Dit is de vierde scriptie die ik in mijn lange studententijd schrijf, en toch pas de eerste keer dat het begint met een dankwoord. Ik heb dat nooit eerder gedaan omdat ik het altijd maar wat pretentieus vond. Het gaat immers maar om een scriptie, niet om een proefschrift of een magnum opus. Misschien omdat het definitief het einde van mijn studententijd is, misschien vanwege de bijzondere omstandigheden waarin ik deze scriptie heb geschreven, maar deze keer vond ik het wel opportuun om met een dankwoord te beginnen. Om te beginnen verdienen mijn ouders zeer veel dank. In het huidige Nederlandse hoger onderwijssysteem is een studiecarrière zoals ik die nu hoop te beëindigen onmogelijk zonder financiële steun van ouders. Hoewel ik het misschien niet vaak genoeg gezegd heb besef ik me heel goed dat ik bevoorrecht ben door het feit dat zij mij daarin ruim hebben kunnen én willen ondersteunen. Voor deze scriptie ben ik dank verschuldigd aan mijn begeleider Robbert Woltering, die met kleine suggesties mij de juiste kant op wist te sturen en die mij toegang gaf tot de unieke dataset van de Kullina Khālid Saʿīd Facebookpagina. Naar Mariwan Kanie gaat dank uit voor het blijven benadrukken dat politicologen te veel naar de staat en te weinig naar de bevolking kijken, waardoor ik op het idee voor mijn theoretisch kader ben gekomen. Verder bedank ik Luc Weterings en Dik Paulussen voor het kritisch lezen en becommentariëren van mijn werk, en iedereen die mij op wat voor wijze dan ook heeft gesteund in het afgelopen half jaar. Zoals dat schijnt te horen benadruk ik hierbij dat alle fouten en onvolkomenheden uiteraard voor mijn rekening zijn. Als eerste, laatste en alles wat daar tussenin zit gaat mijn dank echter uit naar Vicky. Voor het blijven aandringen op een doktersbezoek en het afzeggen van haar stage in Tanzania verdient ze niet alleen mijn eeuwige dank, maar vooral mijn eeuwige liefde. 7

8 8

9 Opmerking met betrekking tot de transcriptie In dit onderzoek wordt het systeem van de derde editie van de Encyclopaedia of Islam gehanteerd om Arabische woorden en namen te transcriberen, met uitzondering van woorden en namen die veelvuldig, op een andere wijze getranscribeerd, in de Nederlandse taal worden gebruikt. 9

10 10

11 1. Inleiding He stands straight and tall, impeccably attired and starched from head to toe. His freshly washed countenance and youthful zeal shield a Herculean strength and nerves of steel. He wears the feathers of a dove but has the piercing eyes of a hawk. During our thousand days of darkness, dozens of potential leaders pranced and boasted, to no avail. The leader of the people should combine a love of country, a deep faith in God and the desire to serve the nation s will. (Abdel Aziz 2013). Bovenstaand citaat is de openingsalinea van een lofzang op de Egyptische ex- legerleider en huidige president Abdel Fattah al- Sisi. De huidige populariteit van al- Sisi en het Egyptische leger is opvallend. Hoewel de strijdkrachten tijdens de revolutie van 2011 tegen het regime van Hosni Mubarak populair waren omdat ze de kant van de revolutionairen kozen, draaide de publieke opinie snel om ten nadele van het leger, nadat Mubarak de macht had overgedragen aan de Opperste Raad van de Strijdkrachten (SCAF). Toen de SCAF de macht eenmaal had overgedragen aan de democratisch gekozen president Mohammed Morsi nam Morsi s populariteit snel af, en nam de populariteit van het leger wederom toe. De bevolking keek hoopvol naar de strijdkrachten om actie tegen Morsi te ondernemen. Dat gebeurde toen het leger een coup pleegde op 3 juli Inmiddels is al- Sisi met 96,9% verkozen tot president van Egypte, tijdens verkiezingen tussen 26 en 28 mei 2014 waar slechts 47,5% van de stemgerechtigden hun stem uitbrachten. De Egyptische strijdkrachten vormen een belangrijke speler in de Egyptische politiek sinds Gamal Abdel Nasser en de Vrije Officieren een staatsgreep pleegden in Hoewel Egypte geen junta kende, zoals veel Latijns- Amerikaanse militaire dictaturen, steunde het regime van achtereenvolgens Nasser, Anwar al- Sadat en Hosni Mubarak in grote mate op het leger. Nadat Hosni Mubarak werd afgezet en Mohammed Morsi daaropvolgend tot president werd verkozen, leek de macht van het leger in de Egyptische politiek fors afgenomen. Lang heeft dit echter niet geduurd. Toen Mohammed Morsi een jaar 11

12 aan de macht was, werd hij na massaal protest afgezet door het leger. Aan het hoofd van de strijdkrachten stond de door Morsi zelf benoemde al- Sisi. Het is niet voor het eerst dat een elite die aan de macht is die macht kwijtraakt door een revolutie, maar die macht tijdens of na de transitiefase weet te heroveren. In eerste instantie lijkt dit een grote tegenslag in de democratische transitie, en een grote drempel op weg naar een uiteindelijke succesvolle democratisering. Eerdere ervaringen leren echter dat het ook onder deze omstandigheden mogelijk is om uiteindelijk succesvol te democratiseren. In Oost- Europa deed deze logica zich voor na de val van het IJzeren Gordijn. Daar kwam de macht in veel postcommunistische landen na de val van de Sovjet- Unie in handen van ex- communisten, die nationalisme inzetten om legitimiteit bij de bevolking te verkrijgen. Vandaag de dag kunnen enkele van de landen waar dit proces zich afspeelde, gekarakteriseerd worden als een democratie. De ervaringen van deze landen kunnen lessen bieden en een model schetsen dat Egypte houvast kan bieden tijdens de verdere transitiefase. 12

13 2. Onderzoeksopzet Theorie De Amerikaanse politicoloog Jack Snyder stelt in zijn boek From Voting to Violence (2000) dat elites, die door een revolutie en een daaropvolgende democratische transitie hun macht dreigen kwijt te raken, nationalisme zullen inzetten om die macht te behouden. Op het moment dat een democratische transitie begint, is nationalistisch sentiment volgens Snyder vaak zwak of zelfs afwezig onder de bevolking. Nationalistisch sentiment en nationalistische retoriek steken pas de kop op als elites gaan strijden om steun van de bevolking. Deze elites zijn vaak helemaal niet geïnteresseerd in en gebaat bij het overdragen van daadwerkelijke politieke macht aan gewone burgers, en nationalisme biedt hen een kans op het vestigen van een beperkte democratie, waarin een elite regeert in naam van de natie, maar niet volledig aansprakelijk is voor haar burgers (Snyder 2000: 32). Deze theorie lijkt zeer goed toepasbaar op de huidige situatie in Egypte, waar het leger na een jaar afwezigheid terug is in het centrum van de macht en Egyptisch nationalistische retoriek alomtegenwoordig is. Snyder maakt in zijn theorie over de rol van nationalisme tijdens een democratische transitie gebruik van een marktmetafoor. Op een ideeënmarkt zullen zowel de elite als mogelijke contra- elites proberen de bevolking te overtuigen om hen de macht te gunnen. Om de bevolking er van te overtuigen hen te steunen, is de kans volgens Snyder groot dat nationalistische retoriek gebruikt wordt. De nationalistische retoriek vervult de rol van reclame in de marktmetafoor van Snyder, die de elite helpt in haar streven naar legitimiteit onder de bevolking. In de theorie van Snyder ontbreekt echter aandacht voor een belangrijke factor in een economisch marktmodel: de vraagzijde. In het volgende hoofdstuk zal de marktmetafoor die Snyder gebruikt verder uitgewerkt worden en in een breder theoretisch kader geplaatst worden. 13

14 Selectie van casus Nadat Sovjetleider Gorbatsjov zijn politiek van glasnost en perestrojka inzette en er een eind kwam aan de Sovjet Unie, ontstonden er uit de negen communistische staten, negenentwintig onafhankelijke staten. Hiervan zijn er door de Amerikaanse denktank Freedom House acht geclassificeerd als volledig democratisch, zeven als zijnde goed op weg naar een democratie, negen als nog steeds autocratisch geregeerd en vier als een zogenaamd hybride regime (Basora 2012: 284-5). In veel van deze staten spelen etnische conflicten een grote rol, wat een vergelijking met Egypte lastig maakt omdat Egypte etnisch homogeen is. In Roemenië is er geen sprake geweest van grootschalig etnisch geweld, omdat de bevolking etnisch redelijk homogeen is. De bevolking bestaat in Roemenië voor 89,47% uit etnische Roemenen. De grootste minderheidsgroep zijn de Hongaren, die 6,6% van de bevolking uitmaken (Ethnocultural Diversity Resource Center 2002). In Roemenië is de oude elite er in geslaagd om de macht te behouden na de val van de Sovjet- Unie; desondanks is Roemenië volgens Freedom House goed op weg om volledig te democratiseren. In Hongarije, een ander etnisch relatief homogeen land, heeft autoritair nationalisme in tegenstelling tot in Roemenië nooit voet aan de grond gekregen (Snyder 2002: 253). Hier wisten marktgeoriënteerde sociaaldemocratische neocommunisten het te winnen van autoritaire nationalisten, waardoor Hongarije minder goed te vergelijken is met het huidige Egypte dan Roemenië. In Slowakije werd nationalisme vooral ingezet in het licht van de scheiding tussen Tsjechië en Slowakije. Deze specifieke omstandigheden maken een vergelijking met Egypte eveneens lastig, omdat Egypte geen federatie is die samengesteld is uit meerdere etnisch homogene staten. Het doen van vergelijkend onderzoek helpt bij het voorkomen van oriëntalistische verklaringen voor verschijnselen, zoals: de Egyptenaren hebben nou eenmaal behoefte aan een sterke leider. Door verschillende casus met elkaar te vergelijken, vallen structurele factoren op die bij het bestuderen van slechts één casus wellicht onderbelicht zouden blijven. Bovendien kan het vergelijken van Egypte met succesvol gedemocratiseerde landen inzichten 14

15 opleveren die kunnen helpen bij het opstellen van beleid dat helpt om ook in Egypte de politieke transitie succesvol te laten verlopen. Hoofdvraag De hoofdvraag die in dit onderzoek beantwoord zal gaan worden, luidt als volgt: Speelde nationalisme een rol als anti-democratische kracht door middel van een top-down of een bottom-up proces tijdens de politieke transities van Roemenië en Egypte, en welke perspectieven biedt dit voor het verdere verloop van de transitie in Egypte? Relevantie Op dit moment bevindt Egypte zich in een moeilijke fase van de politieke transitie die mogelijk naar een democratie zal leiden. Nu het leger wederom aan de macht is, lijkt de democratische transitie terug bij af te zijn. Egypte is echter niet het eerste land waar machthebbers, die bij een revolutie de macht verloren, in een later stadium deze macht weer terug wisten te krijgen. Van deze eerdere ervaringen kan Egypte leren. In dit onderzoek wordt de aanname gedaan dat het doel van Egyptes huidige politieke transitie is om te democratiseren. Deze aanname is gebaseerd op de consensus die hier wereldwijd over lijkt te bestaan. Na de revolutie van 2011 tegen het regime van Hosni Mubarak leek het maken van een democratische transitie de enige logische optie voor Egypte. In Egypte zelf spraken zeer uiteenlopende actoren zoals de SCAF (Al- Jazeera 2011), de Moslim Broederschap (Ikhwanweb 2011) en de 6 april beweging (Masoud 2011: 21) zich uit voor democratisering. Ook internationaal gaven velen, zoals de Amerikaanse president Obama (2011), de secretaris- generaal van de Verenigde Naties Ban Ki- Moon (The Telegraph 2011) en de buitenlandvertegenwoordiger van de Europese Unie Catherine Ashton (Ashton 2011) aan dat democratie de gewenste toekomst van Egypte was. Als zoveel actoren die een rol spelen in de politieke transitie het eens zijn over het doel van de transitie, dan is het een verantwoorde keus om dit veronderstelde doel in dit onderzoek als startpunt te nemen. 15

16 Uiteraard zijn er zowel voorbeelden te bedenken van landen waarbij de politieke transitie uiteindelijk heeft geleid tot een democratie, als landen waarbij dit niet het geval is. In dit onderzoek zal nadrukkelijk gekeken worden naar landen waarbij de democratische transitie uiteindelijk succesvol is geweest. Hoewel het zeker niet gezegd is dat de politieke transitie in Egypte succesvol zal zijn, is het nuttiger om te kijken wat Egypte kan leren van succesvol gedemocratiseerde landen. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen wellicht helpen bij het opstellen van een succesvol beleid ten aanzien van de politieke transitie in Egypte. Het onderzoeken van democratische transities is een populaire wetenschappelijke discipline. Door de rol van nationalisme in de politieke transities van Egypte en Roemenië met elkaar te vergelijken, ontstaat meer kennis over nationalisme als mogelijke anti- democratische factor en wordt de casus Egypte toegevoegd aan de bestaande kennis over democratiseringsprocessen. 16

17 3. Theoretisch kader De theorie van Jack Snyder over nationalisme als anti- democratische kracht maakt gebruik van veel concepten die enige introductie verdienen. In het kort komt de theorie van Snyder (2000) op het volgende neer: Tijdens een democratische transitie maken elites en contra- elites, die voor het begin van de transitie aan de macht waren of juist de macht willen veroveren, gebruik van nationalistische retoriek om in een democratie de macht te behouden of te veroveren. Dit nationalisme uit zich op de ideeënmarkt, waar de elite en contra- elite de bevolking proberen te overtuigen om hen te steunen. De elite en contra- elite zijn op deze ideeënmarkt op zoek naar legitimiteit. Deze theorie van Snyder zal hieronder verder worden toegelicht en in een breder theoretisch kader geplaatst worden. Tot slot zullen suggesties worden gedaan om de theorie van Snyder te versterken, en zal het model, zoals dat in dit onderzoek zal worden toegepast, gepresenteerd worden. Het doel: democratie Na het aftreden van Hosni Mubarak en de daaropvolgende hosannastemming, waren velen er van overtuigd dat Egypte de transitie richting een volwaardige democratie zou gaan maken. De eisen van de revolutie, weergegeven in de slogan: brood, vrijheid, sociale rechtvaardigheid! (Kinninmont 2005: 5) werden al snel geïnterpreteerd als een roep om democratisering. Waar de roep om brood wijst op de hoop op economische verbetering, daar wijst de roep om vrijheid op een vrijheid die niet bestond onder het autocratische regime van Mubarak, en de roep om sociale rechtvaardigheid op een eerlijke verdeling van economische winsten. Het aftreden van Mubarak werd dan ook gezien als het startpunt van een democratische transitie, en de SCAF gaf aan dat ze slechts de macht hadden om Egypte voor te bereiden op democratische verkiezingen (Hashim 2011: 118). Wat wil een democratische transitie eigenlijk zeggen? En wat is precies een democratie? 17

18 Volgens Robert A. Dahl (1998: 9-10) kan een democratie op elke plaats en in elke tijd ontstaan, mits er aan een paar benodigde voorwaarden voldaan wordt. Deze tijdloze factoren die democratie bevorderen zijn: groepsidentiteit, beperkte inmenging van buitenaf en een veronderstelling van gelijkheid (idem: 10). Door de aanwezigheid van deze drie factoren konden in het oude Griekenland ( v. Chr.), in Rome ( v. Chr.) en in de Italiaanse stadsstaten ( ) democratieën op kleine schaal ontstaan (idem: 11-16). Met het verdwijnen van deze lokale bestuurseenheden en de opkomst van de veel grotere natiestaat, veranderde ook de factoren die bevorderlijk waren voor het ontstaan van een democratie. Volgens Dahl (idem: 147) zijn er drie factoren essentieel voor het ontstaan en bestendigen van een democratie in een moderne natiestaat: controle van het leger en de politie door gekozen functionarissen, geloof in democratie en een democratische politieke cultuur en tot slot geen sterke buitenlandse overheerser die vijandig staat tegenover democratie. Naast deze drie essentiële factoren zijn er nog twee factoren niet essentieel, maar wel zeer bevorderlijk: een moderne markteconomie en zwak subcultureel pluralisme. Hoewel het geen garantie is, stelt Dahl (idem: 159) dat het zeer waarschijnlijk is dat een land een democratie is als bovenstaande vijf factoren aanwezig zijn. Als deze vijf factoren echter afwezig zijn, dan is het nog steeds mogelijk dat een democratie ontstaat, al is dit zeer onwaarschijnlijk. Hoe valt vast te stellen of een land inderdaad een democratie is? Ook hiervoor heeft Dahl (idem: 38) criteria opgesteld. Om als democratie te kunnen worden gekarakteriseerd, moeten de volgende vijf processen zich in een staat afspelen: effectieve participatie, gelijkheid van stemmen, verlicht begrip, controle over de agenda en inclusie van volwassenen. Effectieve participatie wil zeggen dat alle stemgerechtigden gelijke kansen moeten hebben om hun mening te verkondigen en anderen van hun gelijk te overtuigen in het besluitvormingsproces. Gelijkheid van stemmen wil zeggen dat in geval van verkiezingen, ieders stem evenveel waarde heeft en dat iedereen gelijke mogelijkheden heeft om te stemmen. Met verlicht begrip bedoelt Dahl dat 18

19 iedereen de mogelijkheid moet hebben om zich te informeren over mogelijk alternatief beleid. Controle over de agenda wil zeggen dat alle stemgerechtigden de mogelijkheid moeten hebben om zaken te kunnen agenderen. Inclusie van volwassenen wil zeggen dat alle volwassen moeten beschikken over de hierboven beschreven rechten. Uitzonderingen hierop vormen bijvoorbeeld toeristen, die maar tijdelijk in een staat verblijven. Het is belangrijk op te merken dat Dahl hier doelt op processen die continu aanwezig moeten zijn in een samenleving. Verkiezingen, waarbij alle volwassenen mogen stemmen en waarbij hun stemmen even zwaar wegen, zijn dus niet voldoende: ook buiten de verkiezingen om moet iedere volwassene zaken kunnen agenderen en anderen van zijn gelijk kunnen overtuigen. Vanwege de nadruk op dit continue proces schaart Charles Tilly (2007: 8) de definitie van democratie van Dahl onder de proces georiënteerde benadering. Naast de proces georiënteerde benadering onderscheidt Tilly (idem: 7) nog drie andere benaderingen van democratie: de constitutionele, de substantieve en de procedurele. Bij een constitutionele benadering staat, zoals de naam al doet vermoeden, de grondwet centraal. Indien in de grondwet wordt gesproken over een democratie en regels voor het democratische proces gesteld worden, dan kan een land als democratisch gekwalificeerd worden. Dit kan problematisch zijn, omdat idealen uit de grondwet niet altijd in de praktijk worden nageleefd. Bij de substantieve benadering staat de uitkomst van beleid centraal. Als een regime voor welvaart, individuele vrijheid, veiligheid, gelijkheid, openbaar debat en een vreedzame oplossing van conflicten zorgt, dan is er sprake van een democratie. Het probleem met deze benadering is dat in theorie ook een dictatoriaal regime dit beleid kan voeren. Het beleid van een regime hoeft niks te zeggen over de aard van een regime, al zal in de praktijk een dictatoriaal regime niet snel bovenstaand beleid voeren. Bij een procedurele benadering wordt aan de hand van democratische procedures bepaald of een land een democratie is. Vooral verkiezingen zijn hierbij het onderwerp van analyse. De methode van Freedom House is volgens Tilly een goed voorbeeld van de procedurele benadering. Volgens Tilly (idem: 8) is een procedurele benadering een goed onderdeel van 19

20 een test of een land democratisch is, maar zegt het onvoldoende. Als procedures democratisch zijn, maar de staat geen gezag heeft over het gehele grondgebied, dan hoeft er toch geen sprake zijn van een democratie. Tilly heeft een voorkeur voor een procedurele benadering van democratie. Hij stelt dat de mate van democratie gemeten kan worden aan een plaats op de glijdende schaal van de volgende vier variabelen: breedte, gelijkheid, bescherming en wederzijds bindend overleg (Tilly 2007: 14-15). Breedte staat gelijk aan inclusie van volwassenen bij Dahl; de mate van politieke inclusie van alle mensen onder de jurisdictie van de staat. Gelijkheid staat voor de gelijkheid tussen bijvoorbeeld geloofsgemeenschappen en etnische groepen binnen een staat. Deze verschillende categorieën burgers moeten allemaal gelijke rechten hebben. Bescherming staat volgens Tilly voor bescherming van de burgers tegen de willekeur van de staat. Wederzijds bindend overleg staat voor de mate waarin er steekpenningen, vleierij of dreigementen nodig zijn om iets van de overheid gedaan te krijgen. Hoe minder dit nodig is, hoe hoger de kwaliteit van de democratie is. Volgens Albert Weale (2007: 18) is publieke opinie als basis van beleid en recht het belangrijkste kenmerk van een democratie. De publieke opinie moet formeel geuit worden door de burgers van een samenleving, waarvan het overgrote deel gelijke politieke rechten moet hebben. Uit het werk van bovenstaande denkers over democratie komen een aantal kenmerken naar voren. Er kan er alleen sprake zijn van een democratie als er sprake is van inclusiviteit. Alle (volwassen) burgers moeten kunnen deelnemen aan het democratisch proces, en hun stem moet even zwaar gewogen worden. Alle burgers moeten in gelijke mate de mogelijkheid hebben om beleid te beïnvloeden, zaken te agenderen en zich op de hoogte te stellen van alternatieve opvattingen. De publieke opinie die hieruit voortvloeit, moet de basis zijn van het openbaar bestuur. Dit mag echter nooit leiden tot een dictatuur van de meerderheid, want de minderheden moeten beschermd worden tegen de willekeur van de overheid. Democratie is dus beduidend meer dan alleen het organiseren van vrije verkiezingen. 20

21 De omstandigheden: democratisering Als bovenstaande kenmerken een democratie definiëren, wat is dan democratisering? Charles Tilly (2007: 59) geeft hier een mooie definitie van. Er van uitgaande dat een regime democratisch is als de relatie tussen de staat en haar burgers gebaseerd zijn op de eerder genoemde fundamenten inclusief, gelijk, beschermd en voor beide partijen bindend overleg, wordt democratisering als volgt gedefinieerd: Democratization then means net movement toward broader, more equal, more protected, and more mutually binding consultation. Afhankelijk van de gehanteerde definitie van democratie, betekent democratisering een netto ontwikkeling in democratische richting. Indien het politieke proces inclusiever wordt, alle (volwassen) burgers in toenemende mate kunnen deelnemen aan het politieke proces, hun stem in toenemende mate even zwaar gewogen wordt, in toenemende mate gelijke mogelijkheden hebben om beleid te beïnvloeden, in toenemende mate de mogelijkheid hebben om zaken te agenderen en de publieke opinie in toenemende mate de basis vormt van het openbaar bestuur, dan is er sprake van democratisering. Het is verleidelijk om te denken dat een democratische transitie gelijk staat aan democratisering. In het liberale optimisme van de jaren 90 sprak Francis Fukuyama (1989: 9) na de val IJzeren Gordijn over het einde van de geschiedenis. Met de val van de Sovjet Unie was de laatste ideologische tegenstander van de liberale democratie verdwenen, en het zou niet lang meer duren voor de hele wereld op democratische wijze bestuurd zou worden. Fukuyama heeft een dialectische visie op de geschiedenis, geïnspireerd op het werk van Hegel. Waar bij Karl Marx, eveneens een dialectisch denker, de klasseloze maatschappij het eindpunt van de geschiedenis zou zijn, daar is dit bij Fukuyama de liberale democratie. Met het wegvallen van het communisme en eerder in de twintigste eeuw het fascisme, hebben alle alternatieven voor de liberale democratie gefaald (Fukuyama 1989: 20). Bovendien bevat de liberale democratie geen inherente problemen die ervoor zullen zorgen dat de ideologie ontmaskerd wordt. De overwinning die de liberale democratie in de 21

22 ideeënwereld heeft geboekt, zal zich volgens Fukuyama vertalen naar het regeren van de materiële wereld op de langere termijn. Helaas bleek de praktijk weerbarstiger te zijn dan de theorie, en niet alle landen die begonnen aan een democratische transitie waren binnen afzienbare tijd een volwassen democratie. In de jaren 90 braken na het inzetten van een democratische transitie gewelddadige conflicten uit in onder andere Joegoslavië, Burundi en Rwanda. De term democratische transitie is dan ook niet juiste term om de huidige situatie in Egypte te karakteriseren. Het is beter om te spreken over een politieke transitie, die mogelijk kan leiden tot een democratie. Een andere mogelijkheid is dat een politieke transitie uitmondt in een burgeroorlog (zoals in Joegoslavië in de jaren 90) of wat Steven Heydemann (2007: 2) upgraded authoritarianism noemt, waarin autoritair bestuur wordt gekoppeld aan toenemende burgerlijke en economische vrijheden. Naar aanleiding van de mislukkingen in de jaren 90 werd door veel politicologen een poging gedaan om condities vast te leggen waaronder succesvolle democratisering mogelijk was. Volgens Jack Snyder (2000: 20) zelf bestaat de centrale boodschap van zijn boek From Voting to Violence uit een paradox. Het is bewezen dat volwassen democratieën geen oorlog met elkaar voeren (Reiter en Stam 1998: 380), maar de transitiefase op weg naar een volwassen democratie zorgt juist voor een verhoogde kans op nationalisme en daaruit voortvloeiende etnische conflicten. Het is geen toeval dat Napoleons Frankrijk ( ), Keizer Wilhelms Duitsland ( ) en Adolf Hitlers Duitsland ( ), drie regimes die dichtbij het omverwerpen van de internationale machtsbalans waren, allemaal voortkwamen uit mislukte pogingen tot democratisering (idem: 20-1). Dit toont volgens Snyder (idem: 21) aan dat het promoten van democratisering zonder rekening te houden met deze risico s, getuigt van een overdaad aan idealisme. Het doel van Snyders boek is om te onderzoeken wat de omstandigheden zijn die een politieke transitie naar een liberale democratie onderscheidt van een politieke transitie die leidt tot een terugslag, nationalisme en oorlog. Volgens Snyder (idem: 74-75) zijn er twee factoren die een politieke transitie 22

23 beïnvloeden: de kracht van instituties en de democratische gezindheid van elites. Als het waarschijnlijk is dat elites die aan de macht waren voor het begin van de politieke transitie ook op een democratische wijze de macht kunnen behouden, dan beoordeelt Snyder (idem: 74) deze elite als flexibel. Als het waarschijnlijk is dat deze elite de macht zal verliezen in een democratie, dan is deze elite inflexibel. Een elite die inflexibel is, zal toch een poging willen doen om haar macht te behouden. Volgens Snyder is het waarschijnlijk dat deze elite daarvoor haar toevlucht zal zoeken in nationalistische retoriek. De kracht van instituties kan het verkopen van de nationalistische boodschap vergemakkelijken of bemoeilijken voor elites. Onder instituties rekent Snyder zowel administratieve als representatieve instituties. Sterke administratieve instituties, zoals een sterke overheidsbureaucratie, maken het voor een elite makkelijk om het nationalistische gedachtegoed aan de man te brengen. De hele geoliede overheidsmachine kan in dit geval in dienst van het verspreiden van de nationalistische boodschap worden gesteld. Sterke representatieve instituties, zoals een vrij en open nationaal debat, een vrije en professionele pers of vrije en eerlijke verkiezingen, bieden juist tegenwicht aan elites die een nationalistische boodschap proberen te verkopen. Het nationalisme dat door elites wordt gebruikt om de macht te kunnen behouden kan vervolgens een eigen leven gaan leiden en ontaarden in etnisch geweld of oorlog. Om dit risico te verkleinen stelt Snyder dat het belangrijk is om goed functionerende instituties te bouwen en een rechtsstaat te vestigen, voordat er wordt overgegaan tot democratisering. Vanwege dit pleidooi wordt Snyder door Thomas Carothers (2007: 12) tot wat hij de sequentialists noemt gerekend. Bij de sequentialists gaan het bouwen van instituties en het scheppen van de juiste voorwaarden vooraf aan het daadwerkelijke democratiseren, omdat zonder de juiste voorwaarden de kans groot is dat een democratische transitie uitmondt in geweld. Carothers (idem: 24) stelt dat de notie van voorwaarden in het denken van de sequentialists te sterk is. Hij onderscheidt zelf zes factoren die een grote invloed hebben op het mogelijke succes van een democratische transitie: mate van economische ontwikkeling, concentratie van de bronnen van nationale welvaart, op identiteit 23

24 gebaseerde maatschappelijke verschillen, ervaring met politiek pluralisme in het verleden, een niet- democratische omgeving en de coherentie en capaciteit van de staat (Carothers 2007: 24 en 2011). Hij stelt echter dat dit geen noodzakelijke voorwaarden zijn, maar slechts omstandigheden die een succesvolle transitie faciliteren of juist tegenwerken. Carothers (2007: 14) is geen voorstander van het eerst creëren van de noodzakelijke voorwaarden voor een geslaagde democratische transitie, omdat een autocratie inherent niet verenigbaar is met democratische waarden zoals een rechtsstaat en het scheppen van instituties die een democratische transitie zullen bevorderen. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat het scheppen van deze noodzakelijk voorwaarden door een verlichte dictator überhaupt zullen plaatsvinden. Carothers (idem: 23) pleit daarom voor een gradualistische aanpak, waarin democratisering en het scheppen van omstandigheden die democratisering bevorderen hand in hand gaan. Hoewel Carothers geen voorstander is van het eerst realiseren van voorwaarden voordat er aan een democratische transitie wordt begonnen, is hij het wel met Snyder eens dat een democratische transitie vaak niet slaagt en mogelijk ook kan uitmonden in geweld. De reden dat de kans groot is dat een politieke transitie uitmondt in geweld, ligt volgens Snyder in de vruchtbare bodem die een politieke transitie biedt aan de inzet van nationalistische retoriek. De marketing I: nationalisme Er kunnen grofweg twee vormen van nationalisme worden onderscheiden, die kunnen worden aangeduid als civiel nationalisme en etnisch nationalisme. Het civiel nationalisme vindt haar basis in de Franse en Amerikaanse revolutie, en de liberale en humanitaire filosofie die in die tijd ontstaat. In het werk Het sociaal contract van de verlichtingsfilosoof Jean- Jacques Rousseau staat de collectieve wil van het volk centraal als basis voor legitiem politiek bestuur. In de theorie van Rousseau (1762: 53) is de soevereiniteit ondeelbaar en ligt die bij het volk. In het civiel nationalisme dat hieruit voortkomt, is het accepteren van het sociaal contract de basis voor het behoren tot de natie. In andere woorden: iedereen die de rechten en plichten accepteert die behoren bij het zijn van Fransman of Brit, 24

25 wordt geaccepteerd als lid van de natie. Afkomst, etniciteit, taal of cultuur spelen geen rol in het wel of niet behoren tot de natie. Het accepteren van het sociaal contract en de daarbij behorende rechten en plichten geven in dit geval de doorslag. Civiel nationalisme wordt gebruikt om het individu te beschermen tegen de willekeur van de staat. De tweede vorm van nationalisme, het etnisch nationalisme, ontstaat onder invloed van het werk van de Duitse filosoof Johann Gottfried Herder. Waar bij het civiel nationalisme de nadruk lag op de rechten en plichten van burgers en het beschermen van het individu tegen de tirannie van de overheid, daar lag de nadruk bij het etnisch nationalisme op het laten samenvallen van politieke grenzen met nationale grenzen. Ook binnen het etnisch nationalisme speelt de soevereiniteit van het volk een belangrijke rol, maar hier is het gekoppeld aan het idee dat elke natie een organisch geheel is en significant verschilt van andere naties. Het etnisch nationalisme verheerlijkt waarden zoals passie en instinct, terwijl het civiel nationalisme de ratio als hoogste waarde in het vaandel heeft staan (Wilson 1973: 820). Het hoogste doel in het bestaan van de mens is dan ook zich in te zetten voor het grotere goed van de natie. Volgens Hans Kohn (1967: 4) was het etnisch nationalisme vooral een project van wetenschappers en dichters. Zij probeerden de vonk van het nationaal bewustzijn te doen ontbranden bij hun lethargische volksgenoten. Eén van deze wetenschappers was Herder. Volgens Herder was er in de geschiedenis sprake van continuïteit, alles kwam voort uit iets dat er al was. In deze continuïteit was de natie het eeuwige, dat altijd bleef bestaan. Door de geschiedenis heen ontwikkelde de natie en haar cultuur zich organisch. Dit had te maken met de fysieke omgeving van de natie. In een bergachtig landschap zou gejaagd moeten worden en zou zich een cultuur ontwikkelen die een sterke staat behoeft. Op vlakke graslanden waar aan veeteelt werd gedaan, zou zich een cultuur ontwikkelen die veel meer op samenwerken gestoeld zou zijn. Naarmate de geschiedenis vordert ontwikkelt de nationale cultuur zich onder invloed van de fysieke omgeving tot een specifieke nationale ziel. Omdat elke natie een uniek product is van unieke natuurlijke kenmerken en een unieke geschiedenis, moeten voor elke natie unieke wetten gelden. Wetten uit een andere natie zijn 25

26 niet zomaar toepasbaar op een andere natie, en elke natie zou over zijn eigen toekomst moeten kunnen beslissen (Wilson 1973: ). De nationale taal speelt een zeer belangrijke rol in het etnisch nationalisme, omdat volgens Herder de nationale ziel alleen goed tot uiting zou kunnen worden gebracht in de nationale taal (idem: 827). Herder stelt dus dat het ontstaan van een natie en bijbehorend nationaal bewustzijn en nationalisme organische bottom- up processen zijn, die zonder sturing door een elite of een overheid plaatsvinden. In het civiel nationalisme geeft erkenning de doorslag, twee mannen behoren tot dezelfde natie als ze elkaar herkennen als behorende tot dezelfde natie. Volgens Ernest Gellner (1983: 7) zijn beide ideeën over nationalisme ideologisch gekleurd. Gellner (idem: 1) definieert nationalisme als volgt: Nationalism is primarily a political principle, which holds that the political and the national unit should be congruent. Dit politieke principe steekt volgens Gellner pas de kop op in de moderne tijd, als daar een sociologische noodzakelijkheid voor ontstaat. Na de industriële revolutie wordt een complexe en verfijnde arbeidsverdeling noodzakelijk om een hoge productiviteit te kunnen behalen. Deze arbeidsverdeling is niet eenmalig, maar steeds aan verandering onderhevig (idem: 24). Om de productiviteit hoog te houden is het van een enorm belang dat arbeiders zich snel nieuwe technieken eigen kunnen maken, dit in tegenstelling tot in een agrarische samenleving waar een arbeider vaak een leven lang hetzelfde werk deed. Door deze ontwikkeling nam het belang van scholing sterk toe. In deze nieuwe, snel veranderende arbeidsverdeling liggen volgens Gellner de wortels van het nationalisme. Een moderne industriële staat kan alleen functioneren met een mobiele, geletterde, cultureel gestandaardiseerde, uitwisselbare bevolking (idem: 46). Nationalisme is het antwoord op deze behoefte aan homogeniteit vanuit de maatschappij, het biedt een kader voor de noodzakelijk geachte homogene cultuur. Gellner (idem: 48) benadrukt dat de behoefte aan een homogene cultuur eerst ontstaat, onder invloed van de industrialisering, en dat het ontstaan van nationalisme daar een antwoord op is: 26

27 Nations as a natural, God-given way of classifying men, as an inherent though long-delayed political destiny, are a myth; nationalism, which sometimes takes pre-existing cultures and turns them into nations, sometimes invents them, and often obliterates pre-existing cultures: that is a reality, for better o worse, and in general an inescapable one. Those who are its historic agents know not what they do, but that is another matter. Nationalisme is dus een project om de maatschappelijk gewenste homogeniteit in cultuur sociaal te construeren. Ook Benedict Anderson (1983: 15) benadrukt dat naties ingebeelde gemeenschappen zijn. Hij stelt echter dat Gellner te sterk benadrukt dat naties een onwaarheid zijn: Gellner is so anxious to show that nationalism masquerades under false pretences that he assimilates invention to fabrication and falsity, rather than to imagining and creation. Gellner schept hier volgens Anderson (idem: 15) onterecht de verwachting dat er andere maatschappijen zijn die, in tegenstelling tot de natie wel echt zijn. Dit is volgens Anderson niet het geval; alle gemeenschappen die groter zijn dan een dorp, waarin er oog- in- oog contact bestaat, zijn ingebeeld: ze bestaan slechts in de gedachten van de leden van de gemeenschap. Snyder neemt de definitie van Gellner als het startpunt van zijn eigen definitie die hij hanteert in From voting to violence. Snyder (2000: 55) is het met Gellner eens dat nationalisme een idee is, en bovendien een mythe. Snyder (idem: 23) stelt echter dat nationalisme niet beperkt blijft tot de strijd om de politieke en nationale eenheid congruent te laten zijn, maar dat dit ook beperkt kan blijven tot het eisen van politieke autonomie op een ander (lager) niveau dan dat van de staat: I define nationalism, therefore, as the doctrine that a people who see themselves as distinct in their culture, history, institutions, or principles should rule themselves in a political system that expresses and protects those distinctive characteristics. 27

28 Snyder bestrijdt de these dat nationalisme voortkomt uit ancient cultural hatreds die onvermijdelijk zullen leiden tot een botsing tussen beschavingen zoals Samuel Huntington (1993: 23) voorspelde. Volkeren waartussen in de jaren 90 etnische of nationalistische conflicten uitbraken, hebben in het verleden vriendschappelijk samengeleefd, of zelfs nog nooit oorlog met elkaar gevoerd. Zo hebben Kroaten en Serviërs tijdens de Eerste Wereldoorlog wel tegen elkaar gevochten, maar vochten Serviërs aan beide kanten. Hier was geen sprake van een nationalistisch conflict, waarmee het eerste nationalistische conflict tussen deze beide volkeren pas tijdens de Tweede Wereldoorlog plaatsvond (Snyder 2000: 18). Eeuwenoude culturele haat kan niet verklaren waarom er in de jaren 90 nationalistisch en etnisch geweld oplaaide. Om het oplaaien van nationalistisch en etnisch geweld toch te kunnen verklaren, komt Snyder met een alternatieve hypothese, die vooral aandacht heeft voor de persuasieve rol van nationalistische elites (idem: 21). Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor persvrijheid, die Snyder een close cousin van beginnende democratisering noemt (idem: 31). In een situatie van een gedeeltelijke democratie kunnen elites hun controle over delen van de overheid, de economie en de gedeeltelijk geliberaliseerde media gebruiken om de agenda voor het maatschappelijk debat te bepalen. Het kan in het belang van deze elites zijn om de energie van de bevolking in te zetten ten behoeve van economische ontwikkeling of oorlog. In wat Snyder (idem: 36) predemocratische maatschappijen noemt, waren militaire, culturele en economische elites zeer terughoudend in het aanwakkeren van nationalistische sentimenten. Deze sentimenten zouden zich immers ook tegen hen kunnen keren en daarmee ten koste kunnen gaan van hun macht. De opkomst van massa legers, kapitalisme en goedkope druktechnieken vanaf de achttiende en de negentiende eeuw gaven elites die de steun van de bevolking voor zich konden winnen, een voordeel in de strijd tegen andere binnenlandse elites en in de competitie met andere staten. Bij het formuleren van nationalistisch discours hebben elites er belang bij om zowel de dreiging van binnen- en buitenlandse rivalen als de voordelen van verzet hiertegen te overdrijven. Door deze overdrijving wordt de kans op een 28

29 conflict met deze binnen- en buitenlandse rivalen groter. Het aan de man brengen van dit nationalistisch discours vindt plaats op wat Snyder de ideeënmarkt noemt. Bij het verkopen van het nationalistisch discours ontstaat een risico voor de elite: als legitieme autoriteit voortkomt uit nationaal zelfbestuur, dan is het een kleine stap naar de gedachte dat burgers zelf beleid moeten kunnen maken of beïnvloeden. Met andere woorden, als de gedachte dat nationale zelfbeschikking de legitieme methode van gezag is, dan is het een kleine stap naar het eisen van daadwerkelijke democratie. Snyder (idem: 52) constateert dat bijna alle nationalistische elites hier dezelfde oplossing voor hanteren: burgers en groeperingen die vergaande democratisering eisen, worden steevast gebrandmerkt als agenten van buitenlandse mogendheden, die het nationale belang willen schaden. Als zijnde verraders kunnen deze groepen die democratisering eisen gemakkelijk burgerschapsrechten worden ontnomen en buiten de ideeënmarkt geplaatst worden. De marketing II: antirevolutionair nationalisme Snyder (2007: 69) onderscheidt vier vormen van nationalisme die ontstaan tijdens een politieke transitie, gebaseerd op: the nature of their appeals to the collective good and their criteria for including members in the group. Snyder stelt dat de mate en het moment van economische ontwikkeling van invloed is op de bepalende factoren voor de vorm van nationalisme die ontstaat. Landen die zich laat ontwikkelden hebben een grotere kans op elites die zich niet kunnen aanpassen aan een situatie van toenemende democratisering en de kracht van democratische instituties. Hoewel Egypte tot de late ontwikkelaars behoort, komt het er op het gebied van economische ontwikkeling goed vanaf in vergelijking met succesvol gedemocratiseerde landen zoals Chili en Argentinië (Paulussen 2014: 17-18). De aanpasbaarheid van elites aan democratisering en de kracht van democratische instituties bepalen volgens Snyder uiteindelijk welke vorm van nationalisme ontstaat. Het type nationalisme dat toepasbaar is op de huidige situatie in Egypte is antirevolutionair nationalisme. Dit ontstaat volgens Snyder als de elite die aan de macht was, onaanpasbaar is en er sterke administratieve 29

30 instituties zijn. In Egypte verloor de kandidaat van de oude machthebbers, Aḥmad Shafīq, de presidentsverkiezingen van tegenkandidaat Mohammed Morsi. Blijkbaar lukte het de oude elite niet om de macht te behouden onder de nieuwe democratische spelregels. Hiernaast zijn de administratieve instituties in Egypte sterk, met als belangrijkste voorbeeld het zeer sterke ministerie van Binnenlandse Zaken. Hier tegenover staan zwakke democratische instituties, zo is er nog altijd geen gekozen parlement en is de persvrijheid in Egypte op zijn zachts gezegd betwistbaar. Het antirevolutionair nationalisme waar in Egypte sprake van lijkt te zijn, kenmerkt zich volgens Snyder (2007: 77) als volgt: Elites who are threatened by democratization and who control administrative levers of powers are often tempted to use exclusionary nationalism to limit democratic accountability while cloaking themselves in the popular mantel of national self-rule. In this situation, the nationalist doctrine may simultaneously seek the exclusion of putative class, factional and cultural enemies of the nation, and also promote a confrontation with the nation s foes abroad. Snyder noemt antirevolutionair nationalisme opportunistisch in het uitsluiten van de oppositie, omdat elke groepering gebrandmerkt kan worden als vijand van de natie, om zo de oppositie te verdelen en verlammen. In Egypte zien we deze tactiek duidelijk terug in de onderdrukking van de Moslimbroederschap. De aanbieder: de elite In de theorie van Snyder met betrekking tot de rol van nationalisme in een democratische transitie is een grote rol weggelegd voor de elite. De elite is de actor die door middel van persuasieve communicatie haar nationalistische gedachtegoed aan de bevolking probeert over te brengen. Het aan de man brengen van het nationalistische gedachtegoed is niet zozeer de belangrijkste drijfveer van deze elite, maar slechts een middel tot een doel: het behouden of verkrijgen van de macht. Het idee van een kleine elite die de macht binnen een staat in handen hebben ontstaat in het begin van de twintigste eeuw, en wordt de elitetheorie genoemd. 30

31 Gaetano Mosca (1923) constateert dat kleine minderheden vaak beter georganiseerd zijn dan grote meerderheden, en dat deze minderheden vaak een materiële, intellectuele of morele superioriteit hebben. Vilfredo Pareto (1915) stelt dat, hoewel in een utopische maatschappij met onbeperkte sociale mobiliteit alleen de meest getalenteerde burgers tot de elite zouden behoren, het in werkelijkheid diegenen zijn, die het meest bedreven zijn in het gebruiken van macht en overtuiging, en vaak beschikken over invloedrijke familiebanden of connecties, die de elite vormen. Robert Michels (1915) stelt dat in elke organisatie automatisch elitevorming optreedt, volgens de ijzeren wet van de oligarchie. Dit komt neer op het volgende: om efficiënt te kunnen functioneren moet er een beperkt leiderschap zijn voor een grote organisatie, en de individuen die aan de macht zijn, zullen vervolgens de macht in handen houden, omdat zij beslissingsbevoegdheden hebben over onder andere inkomsten, uitgaven, informatiestromen en benoemingen. Het ontstaan van elites is niet te vermijden, en deze elites beschikken over een grote mate van autonomie bij het besturen van een staat en bij het beïnvloeden van de bevolking, omdat zij de informatiestromen die hiervoor nodig zijn beheren. Charles Wright Mills (1956: 18) onderzocht de Amerikaanse politiek en constateerde dat ook daar sprake was van een elite die aan de touwtjes trok: By the power elite, we refer to those political, economic and military circles which as an intricate set of overlapping cliques share decisions having at least national consequences. In so far as national events are decided, the power elite are those who decide them. Een elite kan dus zowel politiek, economisch als militair van aard zijn, en volgens Wright Mills is er vaak sprake van overlap tussen deze drie cirkels. Het feit dat de elite controle heeft over zowel machtsmiddelen als informatiestromen, maakt dat elites bijzonder machtig zijn. Naast elites kan er ook sprake zijn van contra- elites. Dit zijn elites die wel dezelfde organisatorische capaciteit hebben als elites, maar niet beschikken over dezelfde beslissingsbevoegdheid. Door middel van onderhandeling met elites die de macht in handen hebben, kunnen contra- elites toch zeer veel invloed 31

32 uitoefenen. Zeer sterke contra- elites kunnen op den duur de macht van de elite bedreigen, zij zijn dan de uitdager van de heersende elite. Een goed georganiseerde oppositiebeweging is een voorbeeld van een contra- elite, die de macht van de elite kan bedreigen (Dogan en Higley 1998: 23). In de theorie van Snyder kunnen zowel elites als contra- elites nationalisme inzetten om de macht proberen te bemachtigen tijdens een politieke transitie. De markt: de ideeënmarkt Snyder gebruikt het concept ideeënmarkt voor de plaats waar de elite haar nationalistische gedachtegoed aan de man moet proberen te brengen. Deze ideeënmarkt is geen fysieke marktplaats, maar een markt gebaseerd op het liberale idee van John Stuart Mill (1859), dat er van uit gaat dat de waarheid waarschijnlijk komt bovendrijven als er sprake is van een open debat zonder grenzen. Mill beargumenteert dat een superieur idee op een vrije ideeënmarkt niet permanent onderdrukt kan worden, maar stelt niet dat een vrij debat per definitie tot de waarheid leidt. Snyder en Ballentine (1996: 12) stellen hier tegenover dat deze logica in een situatie van perfecte marktwerking wellicht op gaat, maar dat de ideeënmarkt in tijden van een democratische transitie geen perfecte markt is. Op de ideeënmarkt proberen elites steun te verwerven onder consumenten. De consumenten vertegenwoordigen in de marktmetafoor het electoraat, dat volgens Snyder en Ballentine (idem: 12) bepaalt wie er gesteund wordt op basis van de overtuiging van de argumenten van de elite en de waarschijnlijkheid dat de elite het gewenste beleid ook daadwerkelijk zal implementeren als ze eenmaal aan de macht is. De aanbieders op de ideeënmarkt karakteriseren Snyder en Ballentine (idem: 12) als zowel gouvernementele als non- gouvernementele elites, oftewel elites en contra- elites. De goederen die worden verhandeld op de ideeënmarkt zijn politieke steun van de consumenten en beleidstoewijding van producenten. Ideeën zijn niet de goederen, maar vervullen de functie van reclame en advertenties. De ideeënmarkt functioneert door tussenpersonen, zoals journalisten en beleidsexperts enerzijds, en marktinstituties, zoals de media, analytische 32

33 instituties en de wetten die de markt reguleren anderzijds (idem: 12). Hoe beter de markt geïnstitutionaliseerd is, hoe beter ideeën onderzocht kunnen worden en hoe beter ideeën met elkaar geconfronteerd kunnen worden in gemeenschappelijke forums en hoe beter de informatie is die de markt kan produceren. De ideeënmarkt is geïnstitutionaliseerd als alle groepen toegang hebben tot de media, en kunnen rekenen op evenveel tijd in de media. Journalisten moeten getraind zijn in het verifiëren van bronnen en het onderscheiden van feit en mening. Bovendien moeten er onafhankelijke instituties zijn die beleid kunnen evalueren, en wiens prestige bestaat uit een reputatie van objectiviteit. De ideeënmarkt kan gecentraliseerd of gedecentraliseerd gereguleerd worden, waar bij een gecentraliseerde regulering misbruik door de staat op de loer ligt. Als dit gekoppeld is aan democratische controle of aan internationale standaarden, dan is gecentraliseerde regulering echter te verkiezen boven een gedecentraliseerde regulering die zwak is of niet het vereiste niveau heeft (idem: 23). Het concept van de ideeënmarkt doet denken aan wat Jürgen Habermas (1974: 49) de publieke sfeer noemt: By the public sphere we mean first of all a realm of our social life in which something approaching public opinion can be formed. Acces is guaranteed to all citizens. A portion of the public sphere comes into being in every conversation in which private individuals assemble to form a public body. Dit lijkt overeen te komen met wat Snyder en Ballentine (idem: 12) als de media, waarin de ideeënmarkt zich manifesteert, definiëren: The media that comprise the marketplace include not only instruments of mass communication like television and newspapers, but also local networks of face-to-face persuasion, as well as elite publications and discourse that generate ideas for mass dissemination. De publieke sfeer is echter een sfeer waarin de staat geen rol speelt, terwijl de staat op de ideeënmarkt wel degelijk een actor is. Hoewel de staat haar 33

34 legitimiteit ontleent aan een in de publiek sfeer gevormde publieke opinie, is de staat zelf geen partij in de discussie die daar plaats heeft. Op de ideeënmarkt is de staat, gerepresenteerd door gouvernementele elites, wel een actor. In tegenstelling tot de publieke sfeer speelt de staat wel een rol in het concept civil society zoals dat door Antonio Gramsci (1971: 262) wordt gedefinieerd. Voor Gramsci is de civil society een intrinsiek onderdeel van de moderne staat (Pratt 2007: 12). Hoewel de instituties die een rol spelen in de civil society volgens Gramsci géén staatsinstituties of instituties die zich met productie bezig houden zijn, kan de staat wel een rol spelen in de civil society. De regering, de bureaucratie en de rechtbanken maken, evenals bedrijven, geen deel uit van de civil society (Gramsci 1971: 56), maar kunnen door middel van coöptatie toch een rol spelen in de civil society. Typische civil society instituties, zoals kerk, vakbonden of het onderwijssysteem kunnen makkelijk door de staat worden gecontroleerd. Als Snyder en Ballentine (1996: 13) stellen dat hun concept van de ideeënmarkt verschilt van het concept civil society omdat de ideeënmarkt in tegenstelling tot de civil society zowel plaats biedt aan statelijke en niet- statelijke actoren, hebben ze wellicht het Tocquevilleaanse concept van de civil society in gedachten. In de Tocquevilleaanse traditie staat de civil society voor een reeks instituties buiten de staat, die een tegenwicht vormen tegen de macht van de staat (Pratt 2007: 11). De Gramsciaanse civil society verschilt weinig van de ideeënmarkt van Snyder en Ballentine. Femia (2001: 140) omschrijft de Gramsciaanse civil society als de loopgraven van de staat, waarin de strijd om de hearts and minds van de burgers wordt uitgevochten. Waar Snyder en Ballentine voor de liberale markt metafoor kiezen, kiest Femia voor de oorlogsmetafoor. De strekking is echter hetzelfde: zowel de civil society als de ideeënmarkt zijn de ruimten waar statelijke en niet- statelijke elites steun proberen te verwerven onder de burgers. 34

35 Het product: legitimiteit Zowel elites als contra- elites zijn op zoek naar macht. Deze macht kunnen ze op verschillende manieren verkrijgen, bijvoorbeeld door middel van geweld en onderdrukking. Een andere manier van het verkrijgen van macht is het zoeken naar steun van de bevolking, zoals het model van Snyder beschrijft. Elites zijn dan op zoek naar legitimering van hun macht, ze zijn op zoek naar legitimiteit. De oudst bekende definitie van legitimiteit komt van de Duitse socioloog Max Weber (1922). Hij maakte een onderscheid tussen drie verschillende vormen van legitimiteit: traditionele, charismatische en legaal- rationele legitimiteit. Traditionele legitimiteit is bijvoorbeeld de macht van een koningshuis, de macht die gewaarborgd is als een maatschappelijke gewoonte. Macht die zijn legitimiteit ontleend aan traditie, is legitiem omdat het altijd zo geweest is. Een hedendaags voorbeeld hiervan is de autocratische absolutie monarchie in Saoedi- Arabië. Charismatische legitimiteit bestaat bij de gratie van de ideeën en het persoonlijke charisma van de leider. Het bekendste historische voorbeeld hiervan is Adolf Hitler in Duitsland. De persoonlijkheidscultus die sinds de staatsgreep van 3 juli 2013 is ontstaan rond Abdel Fattah al- Sisi lijkt ook zijn presidentsschap van charismatische legitimiteit te voorzien. Legaal- rationele legitimiteit is een vorm van legitimiteit gebaseerd op het systeem en een institutionele procedure, zoals democratische verkiezingen. De machthebber heeft legitimiteit omdat hij volgens de regels van het spel aan de macht is gekomen. Alle moderne democratieën vallen onder deze vorm van legitimiteit. Volgens Mattei Dogan (2004) is deze Weberiaanse typologie achterhaald. Er zijn zo weinig landen waarin sprake is van traditionele en charismatische legitimiteit van de macht, terwijl er in bijna alle landen sprake is van legaal- rationele legitimiteit van de macht. Om wetenschappelijk van nut te zijn, is er behoefte aan nieuwe types van legitimiteit, die de legaal- rationele legitimiteit verder specificeert. Dogan (idem: ) stelt hiervoor de volgende vier categorieën voor: geavanceerde pluralistische democratieën, autoritaire bureaucratische systemen, dictatoriaal- tiranniek- autoritaire regimes en als laatste landen waar de discussie met betrekking tot legitimiteit geen betekenis heeft. 35

36 Volgens Dogan kunnen dus ook dictatoriaal- tiranniek- autoritaire regimes legitimiteit genieten. Dit komt omdat legitimiteit geen dichotome variabele is. Zo stelt Juan Linz (1988: 66): No political regime is legitimate for 100 per cent of the population, nor in all its commands, nor forever, and probably very few are totally illegitimate based only on coercion. Legitimiteit, dat wat elites op de ideeënmarkt hopen te verkrijgen, is dus een waarde op een schaal met illegitiem en honderd procent legitiem als uiterste waarden. De ontbrekende schakel: de vraag Jack Snyder hanteert bij het uiteenzetten van zijn theorie over de rol van nationalisme in een democratische transitie graag de marktmetafoor. Wellicht is het opgevallen, maar deze marktmetafoor is overgenomen in de subkopjes van het huidige hoofdstuk. Op deze manier wordt het in één oogopslag duidelijk dat Snyders model een essentiële variabele over het hoofd ziet: de vraag. In een klassiek economisch model is sprake van een markt van vraag en aanbod die samen de prijs van een product bepalen. In de theorie van Snyder is er sprake van een aanbodzijde (de elite), een markt (de ideeënmarkt), een product (legitimiteit) dat door gebruik te maken van marketing (nationalisme) aan de bevolking (de vraagzijde) verkocht moet worden. Zo bezien lijken alle elementen van een klassiek economisch model aanwezig in het model van Snyder. Toch is dit niet het geval, de vraagzijde is namelijk een onderbelicht element in de theorie van Snyder. Snyder schrijft over het overtuigen van het volk met nationalistische argumenten op een ideeënmarkt, wat impliceert dat hier zowel agency bij de elite als bij het volk ligt. Hoewel Snyder (idem: 218) stelt dat de impact van het aanbod van nationalistische propaganda beoordeeld moet worden in het licht van de vraag ernaar, komt de agency van het volk niet terug in zijn analyse, en is er slechts sprake van eenrichtingsverkeer vanuit de elite. Om in de markttermen van Snyder zelf te spreken: hij analyseert wel het aanbod, maar kijkt onvoldoende naar de vraag. 36

37 De kritiek die Eric Hobsbawm (1990: 11) heeft op de theorie over nationalisme van Ernest Gellner komt op hetzelfde neer: If I have a major criticism of Gellner s work it is that his preferred perspective of modernization from above, makes it difficult to pay adequate attention to the view from below. That view from below, i.e. the nation as seen not by governments and the spokesmen and activists of nationalist (or non-nationalist) movements, but by the ordinary persons who are the objects of their action and propaganda, is exceedingly difficult to discover. Het argument van Gellner dat nationalisme een sociaal construct is en het argument van Snyder dat elites door gebruik te maken van persuasieve communicatie hun macht door middel van nationalisme legitimeren bij de bevolking, zijn overtuigend, maar zijn niet het hele verhaal. Bij interactie op een ideeënmarkt is niet slechts sprake van top- down propaganda, maar tevens van bottom- up vraag. Er is sprake van tweerichtingsverkeer, en daarom mag de vraagzijde niet ontbreken in een volledige studie naar de rol van nationalisme in een politieke transitie. In dit onderzoek zal de vraagzijde wel meegenomen worden in de analyse. De elite in Egypte die zijn macht dreigt kwijt te raken (het leger), mag dan nationalisme inzetten, maar hiertegenover staat ook een behoefte bij het volk aan een leider die voor stabiliteit kan zorgen. Er is zeker sprake van nationalistische propaganda die het leger en met name legerleider Abdel Fattah al- Sisi verheerlijken (aanbod), maar daartegenover stond ook een grote volksbeweging die al- Sisi opriep om zich kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen (vraag). Om de vraagzijde die onderbelicht blijft in het model van Snyder te analyseren zal gekeken moeten worden naar bottom- up vormen van nationalisme. Waar de aanbodzijde geanalyseerd kan worden door nationalistische retoriek van elites in kaart te brengen, daar kan de vraagzijde geanalyseerd worden door te kijken naar nationalistische retoriek die gebezigd wordt door actoren die niet tot de elite behoren. 37

38 38

39 3. Methodologie Om de hoofdvraag van dit onderzoek te kunnen beantwoorden zal een kwalitatieve vergelijkende analyse gemaakt worden tussen Egypte en Roemenië. Het zwaartepunt in dit onderzoek zal liggen bij Egypte. De casus Roemenië zal helpen om beter naar Egypte te kijken en zal mogelijk duidelijk maken hoe vanuit een situatie waarin nationalisme zorgt voor een terugslag in het democratiseringsproces, alsnog een succesvolle democratisering kan worden bereikt. In bovenstaand theoretisch kader zijn de concepten besproken die belangrijk zijn in de theorie van Snyder. Hiernaast is de vraag naar nationalisme vanuit de bevolking geïntroduceerd als belangrijke toevoeging aan Snyders model. Hieronder zullen de variabelen die op basis van bovenstaand theoretisch kader in dit onderzoek onderzocht zullen worden, worden besproken. Historisch kader In het historisch kader zal in het kort de situatie worden beschreven waarin de politieke transitie plaatsvindt of heeft gevonden. Er zal kort geschetst worden welke factoren een rol speelden bij de val van het autoritaire regime. Verder zal gekeken worden naar de achtergrond van de personen en partijen die een rol spelen in het politieke speelveld van de transitie. De basis voor het historisch kader zal historische en politicologische literatuur zijn die over Egypte en Roemenië is verschenen en de periode rond de politieke transitie beschrijft. De markt Om de staat van de ideeënmarkt in kaart te brengen, zal in dit onderzoek naar een aantal factoren gekeken worden. Snyder en Ballentine stellen dat in een gezonde ideeënmarkt de retoriek en de ideeën van de elite voldoende getest kunnen worden. Daar is ten eerste een vrije en professionele pers voor nodig. Om de staat van de vrije pers te meten zal gebruik worden gemaakt van de data van Freedom House, die sinds 1980 jaarlijks het rapport Freedom of the Press uitbrengen. Hierin wordt aan de hand van een aantal vragen de vrijheid van de 39

40 pers gemeten, met artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als uitgangspunt. Omdat deze verklaring via de Verenigde Naties universeel bindend is voor alle staten, kunnen alle landen hierop getoetst worden. Hoewel cultuur en de mate van economische ontwikkeling invloed kan hebben op de informatiestromen in een land, is het volgens Freedom House nooit een excuus voor gecentraliseerde controle van de media (Freedom House 2014), omdat de vrijheid van informatie een basaal mensenrecht is. Freedom House kijkt zowel naar de wetgeving op het gebied van persvrijheid als naar de naleving ervan, de redactionele vrijheid van de verschillende media in een land en de economische achtergrond van de verschillende media. Zo wordt bijvoorbeeld meegewogen of het transparant is waar de financiering van bepaalde media vandaan komt. 1 Een tweede belangrijk aspect van een gezonde ideeënmarkt is de kracht van de representatieve en administratieve instituties. Bij representatieve instituties gaat het om een gekozen volksvertegenwoordiging, maar ook een gekozen president die rekenschap verschuldigd is aan de bevolking, kan hiertoe gerekend worden. Administratieve instituties zijn de overheidsbureaucratie. Als ministeries autonoom zijn en veel macht hebben maar op geen enkele wijze democratisch gecontroleerd worden, dan zijn dit sterke instituties. Dit is aan de hand van politicologische literatuur in kaart te brengen. De laatste factor die de kracht van de ideeënmarkt bepaalt is het bestaan van civil society organisaties. In dit onderzoek zal gekeken worden of civil society organisaties vrij kunnen opereren of dat ze gecoöpteerd zijn door het regime. 1 De methodologie van Freedom of the Press is hier te vinden: press- 2014/methodology#.U3nfy171tbt. Zie Appendix A voor de complete vragenlijst die Freedom House hanteert bij het beoordelen van de persvrijheid. 40

41 De aanbieder De aanbieder van nationalistische marketing kan zowel de elite zijn die aan de macht is, als de contra- elite. In dit onderzoek zullen de belangen van de elite in kaart gebracht worden, en zal er gekeken worden of er sprake is van een contra- elite. Gekeken zal worden of het de elite is gelukt om volgens de democratische spelregels de macht te behouden zonder gebruik te maken van nationalisme. Mocht dat niet zo zijn, dan voorspelt de theorie van Snyder dat deze elite gebruik zal maken van nationalisme om alsnog de macht te kunnen behouden. In dit onderzoek zal in kaart gebracht worden uit wie de elite bestaat, wat hun belangen zijn en of ze democratisch gezind is. De marketing De marketing staat voor het nationalisme dat gebruikt wordt door de elites om de macht te behouden of te heroveren. De theorie van Snyder voorspelt dat de elite in Egypte, vertegenwoordigt door al- Sisi, in Egypte nationalistische retoriek zal gebruiken om legitimiteit voor haar heerschappij te creëren. Om de vraag te beantwoorden of dat inderdaad gebeurt, zal gekeken worden naar een selectie van al- Sisi s uitingen in de media, zoals toespraken en interviews. Er zal gekeken worden of al- Sisi inderdaad gebruik maakt van nationalistische retoriek, en wat de kenmerken van dit nationalistische discours zijn. Vervolgens zal gekeken worden of de contra- elite ook gebruik maakt van een nationalistisch discours, en of dit aan dezelfde kenmerken voldoet als het nationalistische discours van de elite. De nationalistische retoriek die eerder door de elite in Roemenië is gebruikt is reeds onderzocht. Voor de vergelijking met Egypte zal deze secundaire literatuur als basis dienen. Het nationalistische discours dat in Roemenië gebruikt werd zal vergeleken worden met het huidige nationalistische discours in Egypte. De vraag Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is de veronderstelling dat nationalisme niet alleen top- down gebruikt wordt door elite en contra- elite, 41

42 maar dat het een product is van zowel top- down propaganda als bottom- up vraag vanuit de bevolking. Waar de top- down propaganda relatief makkelijk in kaart te brengen is door te kijken naar publieke uitingen van de elite en contra- elite die nationalistische retoriek bevatten, daar is dit lastiger voor de bottom- up vraag vanuit de bevolking. Los van de vraag of deze vraag beantwoord zou kunnen worden door middel van het uitvoeren van een opinie onderzoek onder de bevolking, is het praktisch niet mogelijk om binnen de looptijd van dit onderzoek een dergelijke peiling uit te voeren. Om te kunnen vaststellen of er sprake is van een bottom- up vraag naar nationalisme in Egypte zal gekeken worden naar de aanwezigheid van het nationalistische discours bij verschillende grassroots en civil society organisaties. Hierbij zal zowel gekeken worden naar groeperingen die de elite goed gezind zijn, als naar groeperingen die als behorend tot de oppositie kunnen worden gekarakteriseerd. Van regimegezinde actoren valt te verwachten dat ze vatbaar zijn voor nationalistische propaganda vanuit het regime, terwijl van oppositionele actoren juist het tegenovergestelde verwacht kan worden. Op het moment dat het nationalistische discours van de elite, contra- elite, groeperingen die de elite goed gezind zijn en oppositionele actoren dezelfde kenmerken vertonen, dan is de conclusie gerechtvaardigd dat het nationalistische discours niet alleen door top- down propaganda tot stand komt, maar dat hier ook een bottom- up vraag aan bijdraagt. 42

43 4. Historisch kader Egypte In de jaren tachtig verkeerde Egypte in een economische crisis. Om uit deze crisis te komen was hulp nodig van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank. Het implementeren van de eisen die verbonden waren aan deze hulp leidde tot een verslechtering van de levensomstandigheden van de Egyptenaren (Kienle 1998: 232). Vanaf de jaren negentig werden de handel geliberaliseerd, subsidies op grondstoffen afgeschaft, staatsbedrijven geprivatiseerd en de garantie voor universitair afgestudeerden op een baan bij de overheid afgeschaft (Shehata 2011: 27). Door deze maatregelen ontstond volgens Shehata (idem) een tweedeling in de maatschappij tussen fabrieksarbeiders, boeren zonder eigen land, ambtenaren en producenten voor de binnenlandse markt enerzijds en een zakelijke elite die in deze tijd van privatisering hun contacten met het regime en hun netwerk op de internationale markten wisten te verzilveren anderzijds. Zowel Kienle (1998: 221) als Mohammed Zahid (2010: 3) stellen dat deze economische liberaliseringen leidden tot een politieke deliberalisering in Egypte. Deze politieke deliberalisering was nodig om de economische hervormingen te faciliteren, of om in ieder geval protest hiertegen bij voorbaat de kop in te drukken. In deze economisch slechte tijd waarin ook de burgerrechten achteruit gingen, ontstonden verschillende oppositiebewegingen. De arbeidersbeweging, Kefaya, de 6 april beweging en de Moslimbroederschap profileren zich als oppositiebewegingen tegen het regime van Hosni Mubarak. Onder andere de activiteiten van deze oppositiebewegingen leidden in januari 2011 tot een opstand van achttien dagen met het Tahrirplein in Caïro als epicentrum, waarmee er een einde kwam aan het dertig jaar durende autocratische bewind van Hosni Mubarak. Vice- president ʿUmar Sulaymān kondigde in een televisietoespraak aan dat Hosni Mubarak had besloten om af te treden als president van Egypte, en zijn bevoegdheden over te dragen aan de Opperste Raad voor de Strijdkrachten (SCAF). Hiermee was de leiding van het land in handen van het leger gekomen (Al- Jazeera 2011). Het leger kon in eerste 43

44 instantie op veel welwillendheid rekenen bij de revolutionairen; tijdens de revolutie hadden ze immers de kant van de opstandelingen boven de kant van Mubarak verkozen. Na de slag van de kameel op 2 februari 2011 zei het leger toe de demonstranten te zullen beschermen. Tot aan het aftreden van Mubarak gebruikte het leger geen geweld tegen de demonstranten. Ze waren wel aanwezig op het Tahrirplein, maar grepen niet in. De leus het volk en het leger zijn één hand werd veel gebruikt in deze tijd (Ketchley 2014: 167). Deze trend zette door in de eerste periode na de revolutie, waarin het leger een grote mate van populariteit genoot. Toen de transitiefase waarin het leger de macht in handen had echter steeds langer duurde en er geen uitzicht was op een snelle overdracht van de macht aan een civiele regering, keerde het sentiment zich tegen het leger. Tegen het einde van 2011 had het volk en het leger zijn één hand plaatsgemaakt voor weg met het militaire bewind en zijn er regelmatige demonstraties tegen veldmaarschalk Muḥammad Ḥussayn Ṭanṭāwī, waarin zijn bewind gelijk werd gesteld aan dat van Hosni Mubarak. Het waren niet langer alleen de revolutionairen die een machtsoverdracht van het leger aan een civiele regering eisten, maar ook de MB sloten zich hier nu bij aan (Kirkpatrick 2011). Hoewel de Vrijheid en Gerechtigheidpartij (VGP) van de Moslimbroederschap in een eerder stadium had aangegeven geen kandidaat te zullen stellen voor de presidentsverkiezingen, deed ze dat uiteindelijk toch (Wickham 2011: 215). Na de presidentsverkiezingen van 2012 werd de islamist Mohammed Morsi de eerste democratisch gekozen president van Egypte. Doordat Morsi en oud minister- president en oud opperbevelhebber van de Egyptische luchtmacht Aḥmad Shafīq de twee kandidaten waren die in de eerste ronde de meeste stemmen haalden, maar geen van de kandidaten meer dan de helft van het electoraat achter zich had, was een tweede ronde nodig tussen Morsi en Shafīq. Dit betekende voor veel mensen het moeten kiezen tussen twee kwaden. In deze tweede ronde versloeg Morsi Shafīq met 51,73% van de stemmen (BBC 2012), maar dit wil niet zeggen dat Morsi en Shafīq beiden de daadwerkelijke steun hadden van ongeveer de helft van het electoraat. 44

45 In een situatie van afnemende populariteit vaardigde de SCAF vlak voor de uitslag van de presidentsverkiezingen van 2012 een grondwettelijke verklaring uit die de macht van de aankomende president fors verkleinde, en de macht van de SCAF vergrootte (Ahram Online 2012). Deze actie voedde de gedachte dat het leger helemaal niet van plan was om de macht daadwerkelijk aan een civiele regering over te dragen, en zoveel mogelijk macht voor zichzelf probeerde te behouden. De leidde tot grote woede, en naast weg met het militaire bewind was ook het volk wil de val van de veldmaarschalk een veel gehoorde, en veel geziene slogan. Niet langer alleen onder revolutionairen, maar ook onder de Moslimbroeders. Niet lang nadat Morsi was geïnstalleerd als president ontsloeg hij generaals Ṭanṭāwī en ʿAnān, en benoemde hij Abdel Fattah al- Sisi als nieuwe minister van Defensie. Bovendien vaardigde Morsi in november 2012 een grondwettelijke verklaring uit waarin hij zichzelf boven de juridische macht plaatste. Hierdoor waren al zijn beslissingen bindend en konden ze niet worden aangevochten bij het hooggerechtshof. Hoewel dit decreet binnen niet al te lange tijd werd teruggetrokken vanwege veel protest en publieke woede, was er veel schade aan Morsi s imago toegebracht (Pinfari 2013: 464). Dit zorgde samen met onder andere oplopende prijzen voor gas, elektriciteit en voedsel voor een sterke daling van de populariteit van Morsi. Deze aanhoudende problemen en de impopulariteit van Morsi leidde uiteindelijk tot grootscheepse demonstraties tegen zijn bewind, die eind juni 2013 gestalte kregen. Tamarrud, een grassroots beweging die zich tot doel had gesteld om voor 30 juni 2013, precies een jaar na het aantreden van Morsi 15 miljoen handtekeningen te hebben verzameld voor zijn aftreden, wist naar eigen zeggen uiteindelijk op 29 juni meer dan 22 miljoen handtekeningen te verzamelen (Rashwan 2013). In de aanloop naar het jubileum van Morsi op 30 juni begonnen er vanaf 28 juni al protesten in het gehele land, die op 30 juni hun voorlopige hoogtepunt bereikten. Het Egyptische leger wist te melden dat er maar liefst 14 miljoen demonstranten op de been waren, wat onmogelijk het geval kan zijn geweest. Desondanks is het een veilige aanname om te stellen dat het protest tegen Morsi zeer omvangrijk was. 45

46 Op dit moment vond er wederom een verschuiving plaats in de beeldvorming over het leger. Terwijl de SCAF naar aanleiding van de grondwettelijke verklaring en het lange wachten met het overdragen van de macht aan een civiele regering zeer impopulair was geworden, keek de bevolking nu hoopvol naar het leger voor hulp en ondersteuning bij het verdrijven van Morsi. Deze roep om hulp bleef niet onbeantwoord, en op 1 juli 2013 stelden de strijdkrachten een ultimatum aan alle politieke partijen om binnen 48 uur aan de eisen van het Egyptische volk te voldoen. De dag erna hield Mohammed Morsi een toespraak waarin hij aangaf dat hij niet van plan was om af te treden, omdat hij in zijn ogen de legitieme president van Egypte was. Een dag later greep het Egyptische leger, zoals reeds aangekondigd, in. Mohammed Morsi werd afgezet als president en vervangen door opperrechter ʿAdlī Mansūr. De Shūrā- raad werd ontbonden en er werd een stappenplan voor een transitiefase opgesteld. De transitiefase zou uiteindelijk moeten leiden tot een nieuwe grondwet en nieuwe parlements- en presidentsverkiezingen. Interim- president Mansūr kreeg de opdracht om een overgangsregering van technocraten te vormen. Iets meer dan twee jaar na de revolutie die leidde tot het afzetten van de door het leger gesteunde Hosni Mubarak, was het Egyptische leger terug in het hart van de macht, met de door Mohammed Morsi benoemde veldmaarschalk Abdel Fatah al- Sisi als sterke man. Roemenië In maart 1985 komt Michael Gorbatsjov aan de macht in de Sovjet- Unie, die op dat moment een periode van economische stagnatie doormaakt. De geleide planeconomie had goed gewerkt in de jaren van industrialisatie en tijdens de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw, maar kon de uitdagingen van de jaren tachtig onvoldoende aan. Om de economische groei te laten aantrekken voerde Gorbatsjov een politiek van perestrojka, wat letterlijk herstructurering van de economie betekent. De nadruk hierbij lag op decentralisatie. De industriële en agrarische sector moest zichzelf gaan besturen, de overheidsbureaucratie werd teruggedrongen en er moesten prikkels voor 46

47 productiviteit komen (Palmer 2007: 1034). Om deze economische herstructurering te laten slagen was er steun nodig onder de bevolking, en om dat te bereiken voerde Gorbatsjov een politiek van glasnost, wat staat voor openheid. Deze politieke liberalisering, die onder andere bestond uit een toenemende vrijheid van meningsuiting waarbij het mogelijk was om het systeem te bekritiseren, creëerde volgens Palmer (idem) een eigen dynamiek die veel verdere liberalisering mogelijk maakte dan Gorbatsjov in eerste instantie voor ogen had. Er kwam een einde aan de totalitaire controle over het politieke, culturele en intellectuele leven. Dankzij deze dynamiek konden constitutionele en politieke veranderingen worden doorgevoerd die het machtsmonopolie van de Communistische Partij deden afbrokkelen. Het wegvallen van de totalitaire controle zorgde ervoor dat in alle lidstaten van de Sovjet- Unie de roep om afscheiding ontstond (idem: 1036). In Roemenië verliep deze afscheiding in tegenstelling tot in veel andere landen verre van vreedzaam. Dictator Nicolae Ceauşescu had een persoonlijkheidscultus rondom zichzelf gecreëerd en beschikte naast het reguliere leger over een private veiligheidsdienst. Toen in december 1989 de demonstraties ook Roemenië bereikten en het reguliere leger weigerde op de demonstranten te schieten, eindigde dit in een korte oorlog tussen Ceauşescu s veiligheidsdienst en het reguliere leger, die uiteindelijk eindigde met de arrestatie en executie van Ceauşescu en zijn vrouw. Een nationaal reddingsfront (FSN) bestaande uit voormalige functionarissen van het regime en oppositieleiders neemt de leiding over Roemenië over (Palmer 2007: 1046). De leiding van de FSN was in handen van Ion Iliescu, die carrière had gemaakt binnen de Communistische Partij, tot hij hier in 1971 in ongenade viel omdat hij een te grote bedreiging vormde voor Ceauşescu. Op 22 december 1989 kondigde Iliescu op de radio aan dat het regime van Ceauşescu was gevallen. De FSN vormde een interim- regering, met Iliescu als interim- president en Petre Roman als minister- president. Hoewel de FSN in eerste instantie alleen verkiezingen zou organiseren en er niet aan zou deelnemen, vormde het zichzelf tot ongenoegen van andere politieke partijen toch om tot een partij om deel te nemen aan de parlements- en presidentsverkiezingen in De rol van de FSN tijdens de 47

48 revolutie van 1989 en haar controle over de massamedia, verschafte de FSN veel populariteit, en in de parlementsverkiezingen behaalde de FSN 66% van de stemmen, waardoor Roman opnieuw minister- president werd. Tijdens de presidentsverkiezingen koos 85% van de bevolking voor Iliescu als president (Roper 2000: 67). Volgens Roper (idem: 68) kan het grote succes van de FSN verklaard worden door het gebrek aan echte electorale competitie, manipulatie van de massa media en de gewelddadige transitie. In tegenstelling tot in veel andere communistische landen was de woede van de bevolking meer gericht op de persoon Ceauşescu en zijn entourage dan op de Communistische Partij als instituut. Hierdoor kon de FSN, dat uit veel ex- communisten bestond, toch zeer succesvol zijn. Tussen de eerste gecombineerde parlements- en presidentsverkiezingen in 1990 en de tweede in 1992 vond een splitsing plaats binnen de FSN, in door Iliescu geleidde FDSN (later PDSR) en de door Roman geleidde PD. Tijdens de parlementsverkiezingen van 1992 werd de FDSN van Iliescu de grootste, met 27% van de stemmen. Ook verschillende nationalistische partijen wisten zetels in het parlement te behalen (idem: 74). De presidentsverkiezingen werden in de tweede ronde wederom gewonnen door Iliescu, met 61% van de stemmen. In 1996 was de populariteit van FDSN (inmiddels omgedoopt in PDSR) sterk afgenomen, en de CDR onder leiding van Emil Constantinescu werd de grootste partij bij de parlementsverkiezingen. Dit zorgde voor schrik bij de PDSR, en de retoriek van Iliescu werd steeds negatiever en toenemend nationalistisch. Dit bleek echter niet te helpen, en Constantinescu wist Iliescu in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen te verslaan. Iliescu legde zich neer bij zijn nederlaag, en droeg de macht over. Een unieke gebeurtenis in Roemenië, dit was de eerste keer in zestig jaar dat het staatshoofd veranderde door toedoen van het electoraat. In tegenstelling tot Iliescu kwam Constantinescu niet voor uit de Communistische Partij. Om een vergelijking met Egypte te trekken, dit zou er ongeveer op neer komen dat de volgende presidentsverkiezingen gewonnen worden door Ḥamdīn Ṣabāḥī. Na vier jaar Constantinescu is zijn populariteit 48

49 echter sterk gedaald, en de presidentsverkiezingen in 2000 werden wederom door Ion Iliescu. In 2004 werden de presidentsverkiezingen gewonnen door Traian Bǎsescu namens de PD, de partij die was ontstaan na de splitsing van de FSN. 49

50 50

51 5. De markt In de marktmetafoor die Snyder hanteert om de rol van nationalisme in een politieke transitie te analyseren, heeft de kwaliteit van de ideeënmarkt een grote invloed op het al dan niet aanslaan van het nationalistische discours van de elite. De kwaliteit van de ideeënmarkt wordt bepaald door de vrijheid en professionaliteit van de pers, de kracht of zwakte van instituties en de kracht of zwakte van de civil society. Egypte Persvrijheid In 2014 krijgt Egypte van Freedom House een score van 68 voor persvrijheid in het jaarlijkse Freedom of the Press rapport. Bij een score van 68 hoort de status niet vrij. Na het aftreden van Mubarak constateerde Freedom House in eerste instantie een toenemende persvrijheid in Egypte. Onder leiding van de SCAF vonden er wettelijke, politieke en economische openingen plaats voor de media. Na de verkiezing van Mohammed Morsi tot president is er echter wederom sprake van een verslechtering in de vrijheid van de pers in Egypte, met name door een toenemende polarisatie tussen voor- en tegenstanders van het nieuwe regime, het toenemend inzetten van anti- smaadwetgeving tegen journalisten en meer geweld tegen journalisten. Dit geweld tegen journalisten werd niet uitgevoerd door de overheid, maar er werd niet hard tegen opgetreden. Persvrijheid Egypte volgens Freedom House Jaar Score Status Gedeeltelijk vrij Niet vrij Gedeeltelijk vrij Niet vrij Niet vrij 51

52 Na het afzetten van Morsi door de SCAF onder leiding van al- Sisi werd er opnieuw werk gemaakt van een nieuwe grondwet, waarin hoopgevende signalen voor persvrijheid waren waar te nemen, maar waarin ook vage uitzonderingsposities waren opgenomen voor censuur in tijden van oorlog en wanneer er een noodtoestand van kracht is. In januari 2014 werd de nieuwe grondwet in een referendum aangenomen. Hoewel er in de nieuwe grondwet hoopgevende signalen voor de persvrijheid zijn opgenomen, is de praktijk zoals vaak weerbarstiger dan de theorie. De vele opgepakte journalisten en het sluiten van de media organisaties die behoren tot de Moslimbroederschap (MB) na de machtsovername op 3 juli vormen hier het bewijs voor. De angst binnen zowel de staatsmedia als de private media om geassocieerd te worden met de MB zorgt voor een toenemende mate van zelfcensuur. In berichtgeving is geen plaats voor kritiek op het leger of op al- Sisi, en de Moslimbroederschap wordt structureel beschreven als een terroristische organisatie (Freedom House 2014). De verkiezingsobservatie missie van de Europese Unie (2014: 1-2) stelt vast dat de verkiezingen in principe vrij en eerlijk zijn verlopen, maar dat het politieke klimaat om de verkiezingen heen niet vrij was. Zo kregen de kandidaten al- Sisi en Ṣabāḥī in de staatsmedia evenveel aandacht, maar kreeg al- Sisi in de private media twee keer zoveel aandacht als Ṣabāḥī. De tegenstanders van de transitiefase zoals die na de staatsgreep is ingezet, kregen geen enkele aandacht in beide media. Toen de opkomst tijdens de presidentsverkiezingen leek tegen te vallen, schoten de staatsgezinde media te hulp door burgers op te roepen te gaan stemmen. Niet- stemmers werden hierbij in felle bewoordingen veroordeeld (Teti et al 2014). Eén van de weinige programma s die zich onttrok aan de zelfcensuur die het hele Egyptische medialandschap beheerste, was het satirische al- Barnāmij van Bāsim Yūsif. Op een satirische wijze werd kritiek geleverd op zowel het regime van Mohammed Morsi als het regime van al- Sisi, wat leidde tot verschillende rechtszaken tegen het programma. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen was het programma al stopgezet omdat het de kiezers zou kunnen beïnvloeden, en in de week na de verkiezingsoverwinning van al- Sisi kondigde Bāsim Yūsif aan dat het programma niet meer terug zou keren. Hij liet in het midden wiens 52

53 beslissing het was om te stoppen met het programma, maar gaf wel aan dat alle media in de Arabische wereld onder druk stonden en binnen beperkingen moesten werken (Mada Masr 2014). Uitwijken naar het buitenland om het programma daar op te nemen en uit te zenden is geen optie voor Yūsif en zijn team, omdat ze dan de verdenking op zich zouden laden dat ze buitenlandse agenten zijn die niet trouw aan Egypte zijn. Dit voorbeeld illustreert de huidige staat van de Egyptische persvrijheid, waarin censuur en zelfcensuur een grote rol spelen. Zelfs één van de best bekeken programma s in de Arabische wereld kan hier aan ten prooi vallen. Hieruit blijkt dat de persvrijheid, ondanks de theoretische verbeteringen in de nieuwe grondwet, in de praktijk nog onvoldoende geïnstitutionaliseerd is. Civil society Egypte kent een lange traditie van coöptatie van de civil society door het regime. Onder Gamal Abdel Nasser was er sprake van een pact tussen de maatschappij en de staat, waarbij de staat zorg droeg voor ontwikkeling van de economie, en de maatschappij afzag van eisen tot democratisering (Pratt 2007: 45). Dit zorgde voor een situatie waarin er alleen sprake was van pluralisme op papier, omdat oppositiepartijen en non- gouvernementele organisaties (NGO) alleen konden opereren binnen de door het regime bepaalde grenzen (Wickham 2004: 215). Toen in het begin van de jaren zeventig bleek dat de grote staatssector inefficiënt was, werd onder president al- Sadat het infitāḥ beleid ingezet. Met technologische en financiële hulp vanuit het westen en de Arabische Golf moetst beter gebruik gemaakt gaan worden van het Egyptische overschot aan arbeid (Aulas 1982: 7). De Egyptische economie bleef echter kwakkelen, ook toen onder Mubarak in de jaren negentig het roer naar een echte neoliberale economie werd omgezet (Sullivan 1990: 317). Om de economische crisis het hoofd te kunnen bieden had Egypte de hulp nodig van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank. Het implementeren van de eisen die het IMF en de Wereldbank stelden aan Egypte, zorgden voor een verslechtering van de levensomstandigheden van veel Egyptenaren (Kienle 1998: 232). Deze economische achteruitgang zorgde voor een tweedeling in de Egyptische maatschappij tussen de succesvolle zakenlieden die hun contacten met het 53

54 regime en hun netwerk op de internationale markten konden omzetten in grote winsten enerzijds en groepen die sterk leunden op overheidsdiensten en subsidies anderzijds (Shehata 2011: 27). Omdat de staat niet langer zorg droeg voor haar kant van het pact, namelijk het zorg dragen voor economische vooruitgang, hoefde de maatschappij zich ook niet meer aan haar kant van het pact te houden. Volgens Zahid (2010: 175) heeft de staat, door tekort te schieten bij het bieden van een sociaal vangnet, onbewust een situatie geschapen waarin een functionerende civil society kon ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn toenemende protesten onder de arbeidersbeweging (Beinin 2009: 449), de opkomst van Kefaya, de 6 april beweging en het succes van de Moslimbroederschap als alternatieve verzorger van sociale zekerheid. De civil society in Egypte speelde een belangrijke rol in het omverwerpen van het regime van Hosni Mubarak, en was de grootste civil society sector in het Midden- Oosten (Yerkes 2012: 9). Waar de verwachting zou kunnen ontstaan dat er na het aftreden van Mubarak meer ruimte voor de civil society zou ontstaan, daar was dit niet het geval. Zowel onder de SCAF, Morsi, als onder de interim- regering die volgt op de coup, volgt een situatie van liberalisering en deliberalisering die volgens Yerkes (idem) kenmerkend is voor hybride regimes die controle willen behouden over hun burgers. Zo zijn er al verschillende pogingen gedaan om tot nieuwe wetgeving voor NGO s te komen, maar blijven er altijd vaag geformuleerde clausules instaan die het verbieden om de nationale eenheid te bedreigen of de publieke moraal schenden (idem: 10). Naast deze wettelijke moeilijkheden voor civil society organisaties is er volgens Yerkes (idem) nog steeds sprake van intimidatie en bedreiging door geheim agenten. Hiernaast is de controle van de financiering van NGO s een machtsmiddel van de staat, waarbij er met name aandacht voor buitenlandse financiering is. In 2012 vond er een rechtszaak plaats tegen zowel Egyptische als buitenlandse medewerkers van NGO s die buitenlandse financiering ontvingen. Deze rechtszaak paste in een breder discours waarin Egypte geïnfiltreerd zou worden door westerse NGO s die verdeeldheid proberen te zaaien in de Egyptische samenleving en daarmee de nationale veiligheid in gevaar proberen te brengen. Dit discours wordt ook gehanteerd 54

55 door het huidige regime, dat volgens Hawthorne en Elgohari (2013) veel steun onder de bevolking geniet en gebruik maakt van een binair narratief waarin de Egyptische staat en de Egyptische bevolking dezelfde belangen hebben. Belangen die bedreigd worden door externe ideeën uit het verdorven westen. In deze tijd van onzekerheid is dit discours volgens Hawthorne en Elgohari zeer invloedrijk, en beperkt het de mogelijkheden van civil society actoren om zich te onttrekken aan de coöptatie door het regime en daarmee een uitdager van het regime te worden, om zo daadwerkelijke democratisering te kunnen bereiken. Instituties Snyder maakt een onderscheid tussen representatieve en administratieve instituties. Onder administratieve instituties rekent hij onder andere een vrije pers en een vrije civil society, die hierboven reeds afzonderlijk zijn besproken. Naast deze twee factoren behoort ook een parlement tot de representatieve instituties. In Egypte is al sinds juni 2012 geen sprake meer van een functionerend parlement. Tijdens die parlementsverkiezingen was één derde deel van de zetels gereserveerd voor onafhankelijke kandidaten, die niet namens een politieke partij deelnamen. Hier hadden wel kandidaten namens partijen aan deelgenomen, en hierdoor werd het gehele parlement niet rechtsgeldig verklaard en ontbonden (al- Jazeera 2012). De wetgevende macht heeft vervolgens bij de SCAF en bij president Morsi gelegen. Nieuwe parlementsverkiezingen staan gepland in 2014, maar een definitieve datum is nog niet bekend. De concept- verkiezingswet voor het parlement is erg ingewikkeld, met gereserveerde zetels voor etnische minderheden en sociale klassen, aanwijszetels voor de president, en gereserveerde zetels voor onafhankelijke kandidaten en kandidaten namens partijen (Taha en Kortam 2014). Hoewel het nog slechts om een conceptwet gaat, lijkt het er niet op dat het kiezen van een parlement een transparant proces gaat worden dat makkelijk te volgen is voor de Egyptische burgers. Dit gebrek aan transparantie en duidelijkheid komt de kracht van de representatieve instituties niet ten goede. De administratieve instituties in Egypte zijn vooral sterk als het aankomt op repressie en veiligheid. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en het leger zijn sterke actoren. In de jaren voorafgaand aan het afzetten van Hosni Mubarak, 55

56 nam de macht van de politie die geleid wordt door Binnenlandse Zaken, ten opzichte van het leger toe. De macht van het leger is echter ook sterk economisch van aard, al is het onduidelijk welk deel van de Egyptische economie daadwerkelijk in handen is van het leger. Het in stand houden van deze economische privileges was voor het leger het belangrijkste doel tijdens de politieke transitie. De civiele zakenlieden die onder Mubarak steeds meer macht hadden gekregen werden wel vervolgd door de SCAF toen ze de macht in handen hadden, maar de civiele zakenlieden die banden hadden met het leger werden over het hoofd gezien (Marshall en Stacher 2012). Roemenië Persvrijheid In de jaren die volgden op de val van het regime van Ceauşescu in Roemenië, gaf Freedom House nog geen scores aan de mate van persvrijheid, maar kreeg elk land wel een status. In Roemenië werd de media in 1989 gekarakteriseerd als niet vrij, een situatie die volgens Freedom House verbeterde in Persvrijheid Roemenië volgens Freedom House Jaar Score Status 1989 Nvt Niet vrij 1990 Nvt Niet vrij 1991 Nvt Niet vrij 1992 Nvt Gedeeltelijk vrij 1993 Nvt Vrij Literatuur over het Roemeense medialandschap na de val van het communisme schetst echter een genuanceerder beeld van de persvrijheid en de invloed daarvan op het verloop van de politieke transitie. Vlak na de val van het communisme in Roemenië ontstond er een opening op de Roemeense mediamarkt, waar plotseling iedereen toegang toe had. Alle media die in deze tijd opkwamen, verdwenen echter weer binnen drie tot vier jaar. Zij maakten plaats voor een medialandschap bestaande uit voor- en tegenstanders van het 56

57 regime van Iliescu. Deze ontwikkeling zette zich door tot een situatie waarin media sterk verbonden waren met een politieke beweging, wat leidde tot zeer partijdige en politiek- gekleurde media. Peter Gross (2004: 195) omschrijft de status van het Roemeense medialandschap als volgt: In the simplest formulation, Romanian journalism in the period was a mixture of polemics, rumor, and half-accurate, incomplete, and biased information. It was a highly politicized and partisan journalism, and the few attempts at neutrality failed. In 1996, bijna zeven jaar na de val van het communistische regime, karakteriseert Gross de Roemeense media als hooguit pre- professioneel. Hoewel het lastig te bewijzen is dat de nationale televisie gecoöpteerd werd door het regime, waren er sterke aanwijzingen dat de banden van de leiding van de nationale televisie met zowel de president als de minister- president, sterk waren. Deze situatie had niet alleen plaats onder het regime van Iliescu, maar zette ook door onder zijn opvolger Emil Constantinescu (Gross 2004: 197). Toch zorgde de komst van het onafhankelijke en populaire televisiestation Pro- TV in 1996 voor meer pluriformiteit in de media, zij gaven ook zendtijd aan de oppositie (Roper 2000: 80). Gross (idem: 207) stelt dat de Roemeense media in eerste instantie een negatieve invloed hebben gehad op het verloop van de democratische transitie, door een publiek klimaat te scheppen van strijd tussen een aantal partijen om politieke en economische macht. Hierdoor droegen de media bij aan een klimaat van wantrouwen, chaos en onzekerheid. Op de langere termijn droegen de media hierdoor echter bij aan het op de agenda komen van nieuwe problemen, het ontstaan van nieuwe partijen en leiders en het in het beeld brengen van problemen die relevant waren voor de burgers. Civil society Waar Egypte één van de meest ontwikkelde civil society sectoren van het Midden- Oosten heeft, daar had Roemenië juist één van de minst ontwikkelde civil society sectoren van alle post- communistische landen. Stepan en Linz (1996: 352) stellen dat er 1989 slechts twee onafhankelijke bewegingen bestonden in Roemenië, tegenover zestig in Polen en zevenentwintig in Tsjecho- 57

58 Slowakije. De coöptatie van de civil society door het regime ging zo ver dat zelfs een totaal apolitieke beweging als de organisatie van mensen die zich bekommeren om bijen via de partij, en daarmee dus door de staat, werden georganiseerd (idem: 355). Het verenigingsleven in Roemenië werd voor 1989 compleet geleid door de staat via bijvoorbeeld een communistische jeugdbeweging. Net als in Egypte was er geen sprake van een onafhankelijke vakbond, maar van een staatsgeleide vakbeweging (Pralong 2004: 231). Door de terreur van het regime bestond er een grote angst onder de bevolking om samen te komen en zich te verenigen. Na de val van Ceauşescu in 1989 moest de civil society in Roemenië van de grond af aan worden opgebouwd. Vanuit het westen kwam er veel geld beschikbaar om de civil society te ondersteunen, wat volgens Pralong (2004: 238) leidde tot een situatie waarin NGO s projecten gingen bedenken die aansloegen bij westerse donoren, in plaats van projecten die aansloegen bij de lokale behoeften. De civil society die zich in Roemenië vormde, werd dus meer top- down gecreëerd met behulp van westerse financiering, dan dat het als een echte grassroots beweging ontstond. De organisaties die door deze dynamiek ontstonden, droegen volgens Pralong (idem: 237) dan ook niet bij aan een civil society die op haar beurt weer de democratie versterkte, maar bevoordeelde de staat. De civil society organisaties die ontstonden na de val van Ceauşescu pakten in de politieke transitie die hierop volgde de taken op die de zwakke, gebrekkige staat niet meer kon vervullen, en die marktpartijen niet oppakten omdat er onvoldoende prikkels voor bestonden. Hiernaast vond ook na de val Ceauşescu nog steeds coöptatie van de civil society door het regime plaats. Pralong (idem: 231) stelt dat de retoriek van het nieuwe regime van Iliescu weliswaar prowesters en marktgeoriënteerd was, maar dat ze in werkelijkheid zoveel mogelijk bij het oude wilde houden. Door hun doelen verkeerd voor te stellen, kon het regime maatschappelijke steun verwerven. Tussen 1990 en 1996 werden door het regime van Iliescu verschillende NGO s opgericht met namen die leken op die van NGO s die oppositie voerden tegen het regime. Op deze manier wilde de staat verwarring stichten en de oppositie ondermijnen. De coöptatie van de civil society door de staat is minder 58

59 geprononceerd dan onder Ceauşescu, maar duidelijk is dat er onder Iliescu nog steeds sprake is van een grote mate van coöptatie. Instituties In 1990 vonden er in Roemenië gelijktijdig parlements- en presidentsverkiezingen plaats, die vrij en eerlijk verliepen en in een grote overwinning voor de neocommunisten eindigden. De FSN kon voortbouwen op haar institutionele connecties uit de communistische tijd, en door zich af te zetten tegen Ceauşescu kon snel legitimiteit bij de bevolking worden gewonnen (Roper 2000: 68). In de grondwet die in 1991 werd aangenomen is een sterke positie voor de president opgenomen, terwijl de macht van het parlement beperkt is. De president, en niet het parlement, benoemt de minister- president. Bovendien heeft de president vergaande noodbevoegdheden en kan hij een referendum uitschrijven (idem: 69). De macht van het parlement als representatieve institutie die tegenwicht kan bieden aan de macht van de president is in Roemenië niet bijzonder groot. Sinds 1989 staan het leger en het veiligheidsapparaat in Roemenië onder civiele democratische controle (Birnir 2004: 141), waardoor deze sterke administratieve instituties niet autonoom opereren. De administratieve instituties van Roemenië worden door Snyder (2000: 254) gekenmerkt als zwak, en de industriële sector als niet- competitief. Van een zakenelite was geen sprake in Roemenië, omdat onder het communisme alle productie in handen van de staat was. Analyse In zowel Egypte als Roemenië was de persvrijheid ten tijde van de start van de politieke transitie niet goed gegarandeerd, en al snel is er in beide landen sprake van een medialandschap dat sterk gepolariseerd is tussen voor- en tegenstanders van het regime. Het is opvallend dat in Roemenië het medialandschap openbrak door de komst van een commerciële zender, terwijl in Egypte al meerdere commerciële zenders actief waren, maar gezien de zendtijd die gegund werd aan al- Sisi tijdens de presidentsverkiezingen lijken die meer staatsgezind te zijn dan de staatsmedia die rechtstreeks gecontroleerd kan 59

60 worden. Dit duidt mogelijk op een sterke steun aan al- Sisi door de eigenaren van de private zenders, terwijl de publieke zenders de schijn van partijdigheid probeerden te vermijden door beide presidentskandidaten evenveel zendtijd te gunnen. Van partijdigheid was echter wel degelijk sprake, gezien het feit dat tegenstanders van de transitie zoals die na het afzetten van Morsi werd ingezet slechts op negatieve media aandacht konden rekenen. Wat betreft de civil society is de situatie in Egypte heel anders dan die in Roemenië was. Egypte heeft een van de grootste civil society sectoren in het Midden- Oosten, terwijl in Roemenië de civil society direct na de val van Ceauşescu praktisch afwezig was. Van een volwassen ideeënmarkt waarop de nationalistische propaganda van de elite kan worden gecontroleerd en mogelijk weerlegd was in zowel Egypte als Roemenië geen sprake. In Roemenië was er geen sprake van persvrijheid, en weinig diversiteit in het aanbod. In Egypte is die diversiteit er wel, maar is er sprake van censuur en onderdrukking van journalisten. In zowel Egypte als Roemenië was de pers ook niet professioneel. Het gemak waarmee ongeloofwaardige complottheorieën in de media verschijnen zonder deze aan feiten te staven, maakt het gemakkelijk voor de elite of de contra- elite om door middel van nationalistische retoriek steun te verwerven onder de bevolking. In Egypte is er in tegenstelling tot in Roemenië wel sprake van een functionerende civil society, al krijgt die weinig kans om vorm te geven aan de ideeënmarkt. Het oppakken van activisten die ijveren voor democratisering en een tegenwicht kunnen bieden aan het nationalisme vanuit de elite heeft een nadelig effect op de kwaliteit van de ideeënmarkt. 60

61 6. De aanbieders Op de hierboven geschetste ideeënmarkt proberen elites en contra- elites door middel van nationalistische retoriek legitimiteit voor hun heerschappij te creëren onder de bevolking. In dit hoofdstuk zal verder worden uitgewerkt hoe de elite en contra- elite, die als aanbieders functioneren op de ideeënmarkt, in Egypte en Roemenië eruit zien. Egypte Elite Zoals eerder al beschreven in het theoretisch kader bestaat de elite volgens Wright Mills (1956: 18) uit zowel hoge politici, hoge zakenlieden en hoge militairen. Een belangrijk element van wat Wright Mills de machtselite noemt, is de overlap die plaatsvindt: hoge militairen zijn ook machtige politici of invloedrijke zakenlieden, en vice versa. Deze beschrijving van de machtselite in de Verenigde Staten is ook zeer goed toepasbaar op het huidige Egypte. Hoewel Hosni Mubarak geen president vanuit het leger was zoals Jorge Videla en Augusto Pinochet dat waren in Argentinië respectievelijk Chili, komt hij wel voort uit de hogere militaire echelons. Voordat hij vicepresident werd onder Anwar al- Sadat was hij luchtmaarschalk en stafchef van de luchtmacht. Vanwege zijn succes tijdens Oktoberoorlog in 1973 werd hij benoemd tot onderminister van Defensie en in 1975 tot vicepresident. Na de moord op al- Sadat in 1981 werd hij president. De corruptiezaak waarin Hosni Mubarak onlangs tot drie jaar en zijn zoons Gamal en Alaa Mubarak tot vier jaar cel werden veroordeeld (BBC 2014) geeft een mooi inkijkje in het functioneren van de machtselite in Egypte. De kern van de zaak draait om het met publieke middelen financieren van onder andere onderhoud en inrichting van huizen en paleizen in privébezit van de familie Mubarak. De legerofficier die verantwoordelijk was voor het onderhoud van de presidentiële verblijven, werkte in directe opdracht van de familie Mubarak, en zijn opdrachten kwamen vooral van first lady Suzanne Mubarak en de echtgenotes van Gamal en Alaa Mubarak. De opdracht werd vervolgens gegund 61

62 aan een private aannemer die was geselecteerd door het persoonlijk secretariaat van de president. Als de opdracht vervuld was, ondertekende de verantwoordelijke legerofficier de factuur en stuurde hem door naar een andere legerofficier die verantwoordelijk was voor het onderhoud aan de beveiligde communicatielijnen die de president nodig had. Hier werd vervolgens een valse factuur geschreven ter hoogte van hetzelfde bedrag als het onderhoud aan het huis, maar nu gespecificeerd als onderhoud aan de beveiligde communicatielijnen, waarvoor de publieke middelen aangesproken konden worden. Met deze vervalste factuur kon de aannemer naar een staatsaannemer, die vervolgens de factuur uit publieke middelen voldeed aan de private aannemer. Op deze manier zou volgens de aanklagers tussen 2003 en 2011 meer dan twaalf miljoen euro zijn verduisterd (Bahgat 2014). Wat zegt deze zaak precies over het functioneren van de machtselite in Egypte? Daarvoor moeten we kijken naar een aantal van de hoofdrolspelers in deze zaak. Ten eerste is het opmerkelijk dat een legerofficier verantwoordelijk is voor het onderhoud aan het privébezit van de president, wat aangeeft dat er een overlap bestaat tussen politiek en leger. Deze legerofficier, ʿAmrū Khaḍr, is nu één van de medeverdachten in het corruptieproces. Zijn werk is echter ook één van de redenen dat deze zaak aan het rollen is gekomen, doordat hij jarenlang alle originele facturen bewaard heeft. De staatsaannemer die de frauduleuze facturen voldeed aan de private ondernemer was Arab Contractors, het grootste bouwbedrijf van Egypte. Van 2001 tot 2012, de periode waarin deze fraude zich afspeelde stond Arab Contractors onder leiding van Ibrāhīm Maḥlab, die na het afzetten van Mohammed Morsi in 2013 aantreedt als minister van Volkshuisvesting, en in 2014 minister- president van Egypte was. Volgens anticorruptie onderzoeker Muʿataṣṣim Fatḥī is het onmogelijk dat de leidinggevende van Arab Contractors niet heeft geweten van het verduisteren van zoveel publiek geld, al stelt Fatḥī ook dat Maḥlab niet zelf heeft geprofiteerd van de fraude (Bahgat 2014). Fatḥī stelt in een interview dat zijn onderzoek naar de corruptie vanaf het begin van bovenaf wordt tegengewerkt. Toen de SCAF na het aftreden van Mubarak niks deed met de klacht van Fatḥī, diende hij een klacht in tegen zijn 62

63 leidinggevende bij de anti- corruptiedienst (Administrative Oversight Authority AOA), Muḥammad Farīd al- Tohāmī. Deze gepensioneerde generaal werd door Mubarak benoemd als hoofd van de AOA nadat hij was teruggetreden als hoofd van de militaire inlichtingendienst. Na een ontmoeting tussen Fatḥī en twee hoge medewerkers van Mohammed Morsi volgde in september 2012 een presidentieel decreet waarin al- Tohāmī werd ontheven van zijn taken. Na het afzetten van Morsi op 2 juli 2013 ontsloeg al- Sisi het hoofd van de Algemene Egyptische Inlichtingendienst en verving hem door zijn oud leidinggevende en mentor al- Tohāmī, volgens Bahgat (2014) als goedmakertje voor zijn oneervolle ontslag als hoofd van AOA. Muʿataṣṣim Fatḥī ondervond hier al snel de nadelen van, toen hij werd overgeplaatst naar een lokale vestiging van de AOA in de Delta, en later ontslagen. Nu heeft hij een kantoorbaan bij het ministerie van Handel, terwijl medeplichtigen aan de fraude hoge posten bekleden zoals minister- president en hoofd van de Algemene Egyptische Inlichtingendienst. Het bewijs tegen Hosni Mubarak en zijn zoons bleek uiteindelijk zo overweldigend, onder andere door de bewaarde facturen van ʿAmrū Khaḍr en getuigenissen van verschillende medeplichtigen, dat ze veroordeeld zijn tot drie respectievelijk vier jaar celstraf. Er is echter nog hoger beroep mogelijk, dus definitief is deze straf nog niet. Bovenstaande zaak geeft een goed voorbeeld van het functioneren van de machtselite in Egypte zoals Wright Mills een machtselite definieert. Spilfiguren zoals Hosni Mubarak (militair/politicus), Gamal en Alaa Mubarak (politici/zakenmannen), Ibrāhīm Maḥlab (zakenman/politicus), Abdel Fattah al- Sisi (militair/politicus) en Muḥammad Farīd al- Tohāmī (militair) hielden en houden elkaar de hand boven het hoofd en vertegenwoordigen alle drie de cirkels die volgens Wright Mills tot de machtselite behoren, en vaak behoren bepaalde personen zelfs tot meerdere cirkels. Hoewel het moeilijk blijkt te zijn om zo kort na de start van de democratische transitie definitieve uitspraken te doen over het al dan niet in stand blijven van de elite, zijn veel wetenschappers het erover eens dat het grootste deel van de elite nog steeds hetzelfde is als voor de opstanden van februari Met het wegvallen van Hosni Mubarak en het in ongenade vallen van de zakenelite rondom zijn zoon Gamal Mubarak zijn er 63

64 zeker veranderingen in de elite opgetreden, maar is er ook nog genoeg bij het oude gebleven (Teti et al 2014). Op dit moment lijken de continuïteiten binnen de Egyptische elite groter dan de breuken. Contra-elite De enige organisatie die in aanmerking komt om als contra- elite gekarakteriseerd te worden is de Moslimbroederschap (MB). De arbeidersbeweging, Kefaya en de 6 april beweging schuwden allemaal de confrontatie met het regime niet in de vorm van demonstraties, maar de Moslimbroederschap volgde sinds de onderdrukking in 1995 een strategie waarbij het uit de weg gaan van een confrontatie centraal stond (el- Hamalawy 2007). Door deel te nemen aan verkiezingen van vakbonden bouwde de MB reeds vanaf de jaren 80 aan haar macht (Zahid 2010: 105). De MB kon haar machtsbasis op deze manier uitbreiden omdat Mubarak kleine politieke liberaliseringen doorvoerde, die onder andere ruimte boden aan vakbonden (idem: 107). Eenmaal aan de leiding van de vakbonden voerde de MB een strijd tegen corruptie zonder aanzien des persoons, wat de beweging veel populariteit opleverde (idem: 113). De MB kon efficiëntere sociale voorzieningen verzorgen dan de staat, wat wederom bijdroeg aan de populariteit van de beweging (idem: 119). Door als onafhankelijke kandidaten deel te nemen aan verkiezingen kon de MB ook een aanwezigheid in het parlement veroveren (Wickham 2011: 206 en Stilt 2011: 79). Hoewel jongeren van de MB zich direct aansloten bij demonstraties tegen het regime van Hosni Mubarak, wachtte de leiding eerst de ontwikkelingen af. Pas toen bleek dat de revolutie kans van slagen had, gooide de beweging haar volle organisatorische gewicht in de strijd (Shehata 2011: 30). In de parlements- en presidentsverkiezingen kort na de revolutie bleek dat de MB in tegenstelling tot de seculiere en liberale revolutionairen als enige in staat was om de status van oppositiebeweging om te zetten in die van een machtige politieke speler. 64

65 Roemenië Elite Juan Linz en Alfred Stepan (1996) hebben een uitstekende vergelijkende studie gemaakt van verschillende democratische transities. De casus van Roemenië bezorgt hen echter de nodige hoofdbrekens, vanwege het bijzondere karakter van de Roemeense autoritaire staat. Ze (idem: 344) stellen dat Roemenië vergeleken met andere Oost- Europese Warschaupact landen niet alleen de laatste transitie had, maar ook dat het de meest gewelddadige beëindiging van een oud regime betrof, en dat er geen sprake was van een nationale ronde tafel waarin de transitie besproken werd. Bovendien is Roemenië het land waar de nieuwe regering de meest ongehoorde mensenrechtenschendingen pleegde en waar de democratische oppositie maar liefst tot 1996 moest wachten om een nationale verkiezing te winnen. 2 De verklaring voor wat Stepan en Linz (idem) het exceptionalisme van Roemenië noemen, ligt deels in de moeizame geschiedenis. Zo heeft Roemenië van alle landen in Oost- Europa en in tegenstelling tot Egypte een weinig succesvolle ervaring met democratie tussen de twee wereldoorlogen en één van de sterkste inheemse fascistische bewegingen van Oost- Europa. De belangrijkste verklaring voor de moeizame transitie is volgens Linz en Stepan echter het totalitair/sultanistische systeem van autoritair bestuur onder Ceauşescu. Dit systeem was zeer op persoonsverheerlijking en persoonlijke trouw aan de leider gericht. Een sultanistisch systeem kenmerkt zich volgens Stepan en Linz (idem: 349) door sterk personalisme en sterke neigingen tot het vormen van een dynastie. Kenmerken van dit systeem zagen we ook in Egypte, waar in de schaduw van Hosni Mubarak ook zijn zonen Gamal en Alaa en zijn vrouw Suzanne veel macht hadden. In het Roemenië van Nicolae Ceauşescu was zijn vrouw Elena de op één na machtigste persoon van het land. De vier broers van Nicolae Ceauşescu vervulden allemaal hoge machtsposities, en algemeen werd aangenomen dat de zoon van Ceauşescu, Nicu, werd klaargestoomd om hem op 2 Deze verkiezingen vonden plaats na het verschijnen van het boek van Stepan en Linz en zijn zodoende niet meegenomen in hun analyse van de democratische transitie van Roemenië. 65

66 te volgen. Hoewel zowel Gamal Mubarak als de Nationaal Democratische Partij (NDP) het altijd ontkend hebben, wezen ook de signalen in Egypte er sterk op dat Gamal Mubarak werd klaargestoomd om zijn vader op te volgen als president (Zahid 2010: 135). In tegenstelling tot in Egypte leek er in Roemenië geen sprake te zijn van machtselite volgens de definitie van Wright Mills. Door het sterk personalistische van het leiderschap van Ceauşescu kon het gebeuren dat zijn rechterhand, de latere president Iliescu, in ongenade viel omdat hij een te grote bedreiging vormde voor de populariteit van Ceauşescu. Door dit sultanistische mechanisme werden carrières binnen de Communistische Partij en belangrijke staatsorganen vaak onderbroken, omdat de persoonlijke voorkeur van de leider een zeer belangrijke rol speelde. Vladimir Tismeanu (1989: ) zegt er het volgende over: the leading role of the party has been superseded by the absolute power of the General Secretary and his family. The level of independent initiatives by party apparatchiks has been reduced to a minimum. In order to stay in office, these people must excel in servility and conformity...under Ceauşescu the communist elite has virtually disintegrated and the Political Executive Committee is nothing but a rubber-stamp body dominated by the President and his wife. In Oost Duitsland, Tsjecho- Slowakije en Bulgarije werd de leider van het regime vervangen, maar dit was niet voldoende om de protesten tegen het regime te doen verstommen. Stepan en Linz stellen dat het extreme personalisme van het regime van Ceauşescu in Roemenië zich bij uitstek leent voor het opvangen van de revolutie. Het afschuiven van al het kwaad op de leider zoals voormalig onderdeel van het regime Iliescu en de FSN deden, in plaats van op het gehele systeem, komt in deze situatie geloofwaardig over. 66

67 Contra-elite Volgens Popenici (2008: 138) zijn alle politieke leiders die in 2008 in belangrijke rol spelen in de Roemeense politiek verbonden met Ion Iliescu, doordat ze allemaal met hem hebben samengewerkt in het FSN. Popenici noemt het FSN een platform dat Iliescu heeft gecreëerd om de macht in handen te krijgen. In Roemenië was dan ook, in tegenstelling tot in Egypte, en zeker in het begin van de politieke transitie geen sprake van een contra- elite. Voor zover er strijd was in de politiek was dit een strijd tussen verschillende bondgenoten van Iliescu, die allemaal tot dezelfde machtselite behoren. Analyse In Roemenië kenmerkte de dictatuur van Ceauşescu zich door een grote mate van personalisme. In Egypte was dit in mindere mate het geval, maar is de elite er na de revolutie voor een groot deel in geslaagd om de schuld voor alles wat er mis ging bij Mubarak neer te leggen. Hoewel er zeker veranderingen in de Egyptische elite zijn opgetreden, zo is de zakenelite rondom Gamal Mubarak grotendeels in ongenade gevallen, is het grootste deel van de elite desalniettemin intact gebleven. Gedurende de periode van een jaar heeft ook de contra- elite, in de vorm van de MB, een invloedrijke positie gehad, zonder dat de elite ooit helemaal van het toneel verdwenen is. Met het afzetten van Morsi is de contra- elite weer van het toneel verdwenen en is de macht weer stevig in handen van de elite. In Roemenië was er geen sprake van een contra- elite, waardoor de oppositie zich ontwikkelde binnen de bestaande elite. De elite in Roemenië was anders dan in Egypte, omdat zij rechtstreeks voortkwam uit de Communistische Partij. Van een zakenelite was geen sprake, en het leger vormde een integraal onderdeel van de partijstructuur. Hierdoor was de elite in Roemenië minder pluriform dan in Egypte. Door het geleidelijk ontwikkelen van politieke meningsverschillen binnen de elite was er een graduele ontwikkeling van pluriformiteit, terwijl er in Egypte, door het bestaan van een contra- elite die klaar stond om de macht over te nemen, sprake was van een breuk waarbij de elite werd vervangen door de contra- elite. Nu, meer dan drie jaar later, is de contra- elite weer van het toneel 67

68 verdwenen en heeft de oude elite, in licht gewijzigde vorm, wederom de macht in handen. 68

69 7. De marketing In hun zoektocht naar legitimiteit zetten elites en contra- elites nationalisme in als marketing op de ideeënmarkt om de bevolking zo ver te krijgen hen in hun machtsambities te steunen. Hieronder zal het nationalistische discours dat in Egypte en Roemenië door de elite en contra- elite werd gebruikt in kaart gebracht worden. Egypte In retrospect wordt vaak gesteld dat nationalisme als politiek concept haar intrede deed in Egypte in de negentiende eeuw, toen het regime van Muḥammad ʿAlī de grondlegger was van de moderne Egyptische staat. Het is echter de vraag of hier al daadwerkelijk sprake was van nationalisme, waarin het idee bestond dat de Egyptische natie als zodanig en eigen onafhankelijke staat verdiende, of dat dit beter gezien kan worden als een strijd tegen achtereenvolgens de Ottomaanse en vervolgens de Europese overheersing. In deze context waren Egyptenaren tweederangs burgers, en de ʿUrābī opstand aan het eind van de 19 e eeuw richtte zich dan ook tegen de Europese invloed, absolutisme en corruptie van de Khedive en de discriminatie van niet- aristocraten in het leger. Voor zover dit al Egyptisch nationalisme genoemd kon worden lag de nadruk op nationale eenheid, een eenheid waartoe ook de kopten behoorden. Tot de nationale eenheid behoorden echter niet de buitenlanders die in Egypte verbleven, en xenofobie ontstond in deze tijd (Hourani 1970: 197). De ʿUrābī opstand aan het eind van de 19 e eeuw vormde het begin van de verwevenheid tussen nationalisme en het Egyptische leger (Sabry 2013). Onder leiding van Saʿad Zaghlūl ontstond er daadwerkelijk Egyptisch nationalisme met een sterk anti- koloniaal karakter, wat na een revolutie in 1919 leidde tot de Egyptische onafhankelijkheid van Groot- Brittannië. In de tijd van Gamal Abdel Nasser verschoof de nadruk naar het Arabisch nationalisme, maar ook in Nassers pan- Arabisme bleef de nadruk liggen op Egypte als de voortrekker van de Arabische eenheid en daarmee op het unieke karakter van Egypte. Na het vredesverdrag tussen Egypte en Israel en de daarmee gepaard 69

70 gaande vijandigheden tussen Egypte en de rest van de Arabische wereld, dreef het Arabisch nationalisme onder al- Sadat en Mubarak naar de achtergrond. Bassem Sabry (2013) beschrijft het nationalistische discours zoals dat na de coup van 30 juni alomtegenwoordig is. Kenmerkend is dat de Egyptische identiteit de belangrijkste identiteit is, belangrijker dan de islamitische, koptische, Arabische of Afrikaanse identiteit. De Egyptische identiteit sluit de andere identiteiten niet uit, maar het primaat ligt bij het zijn van Egyptenaar. Het Egyptisch nationalisme is civiel en politiek van aard, niet etnisch of religieus. De nadruk ligt op de lange geschiedenis van Egypte als natie, met de wortels in de faraonische tijd. Deze lange geschiedenis maakt Egypte de moeder van de wereld, een term die volgens Sabry in veel retoriek terugkomt. De vreedzame co- existentie tussen moslims en christenen vormt ook een belangrijk onderdeel van de Egyptisch nationalistische ideologie, en toont aan dat het inderdaad een civiele vorm van nationalisme betreft. Verder nemen staatsinstituties en de veiligheidsdiensten al sinds de ʿUrābī revolutie een centrale plaats in binnen het nationalistische discours, en is de nationale veiligheid een zeer veel gebruikte rechtvaardiging voor politieke besluiten. In zijn campagne voor de presidentsverkiezingen maakte representant van de elite Abdel Fattah al- Sisi gebruik van nationalistische retoriek, die voldoet aan het hierboven beschreven discours. Zijn campagneslogan is het sterk nationalistische leve Egypte!. In de toespraak waarin al- Sisi (2014) bekend maakt af te treden als minister van Defensie om zich kandidaat te kunnen stellen voor de presidentsverkiezingen komt veel nationalistische retoriek voor. Zo begon hij zijn toespraak tot het grootse Egyptische volk door te benadrukken dat zijn hele leven in het teken heeft gestaan van dienstbaarheid aan de natie, dat hij de natie heeft verdedigd en dat de natie dienen het hoogste goed is. Door de nadruk op het verdedigen van de natie te leggen lijkt al- Sisi te suggereren dat de natie onder vuur ligt. Volgens al- Sisi moet er hard gewerkt worden om de staatsinstituties te herbouwen en om de staat haar imago en prestige terug te laten krijgen. Verder is de natie volgens al- Sisi geschonden, en kan niet worden toegestaan dat buitenlandse actoren zich mengen in binnenlandse aangelegenheden. De coup van 30 juni omschreef al- Sisi als een 70

71 bepalend moment in de geschiedenis van deze natie, en door de grootheid van de Egyptische wil zullen de uitdagingen die er nog liggen overwonnen kunnen worden. Al- Sisi stelt dat Egypt wordt bedreigd door terroristen waarmee hij uiteraard op de Moslimbroederschap doelt. In zijn eerste televisie- interview met private Egyptische zenders benadrukte al- Sisi dat tijdens zijn ambtsperiode er niet zoiets als de Moslimbroederschap zal bestaan, en dat hij iedereen die Egypte s nationale veiligheid bedreigt zal verbannen. Hij verklapte dat de prioriteiten van zijn beleid stabiliteit en veiligheid zullen zijn. Ondanks het feit dat al- Sisi zich in zijn nationalistische retoriek sterk afzet tegen de Moslimbroederschap en hen buiten de natie plaatst als zijnde terroristen, lijkt het nationalistisch vertoog van al- Sisi in sterke mate op dat van de VGP in de aanloop naar de eerste parlements- en presidentsverkiezingen na de val van Mubarak. In het verkiezingsprogramma van de VGP (VGP 2011) voor de parlementsverkiezingen constateerde de VGP dat de leidende rol van Egypte door de jaren heen was afgenomen, door deel te nemen aan de gematigde as geleid door de Amerikanen. Hierdoor maakte Egypte geen gebruik van haar potentieel en keerde het zich tegen haar eigen geschiedenis. Om het tij te keren was het noodzakelijk om de glorie en leiderschap terug te brengen naar de normale staat. Ook in het verkiezingsprogramma van de VGP werd benadrukt dat Egyptes buitenlands beleid vrij moet zijn van buitenlandse bemoeienis, dat alle relaties gebaseerd moeten zijn op gelijkheid, wederzijds respect en gedeelde belangen, en dat Egypte het bezetten van het territorium van een soevereine staat categorisch afwijst. In zijn eerste toespraak nadat Mohammed Morsi (2012a) is verkozen tot president benadrukte hij dezelfde elementen die in het verkiezingsprogramma van de VGP naar voren kwamen: internationale betrekkingen moeten gebaseerd zijn op gelijkheid en wederzijds respect, nationale soevereiniteit is belangrijk en Egypte zal nooit interveniëren in het de interne aangelegenheden van een andere staat. Tijdens de toespraak die Morsi (2012b) hield tijdens zijn onofficiële installatie op het Tahrirplein benadrukte hij nogmaals dat hij Egyptes vrije wil in de internationale betrekkingen wil heroveren en dat Egypte niet ondergeschikt zal zijn aan welke buitenlandse mogendheid dan ook. Naast deze inhoudelijke nationalistische argumenten 71

72 gebruikte Mohammed Morsi net als al- Sisi later aanspreekvormen als het grootse Egyptische volk en de grootse Egyptische natie. In zowel het nationalistisch vertoog van de elite als de contra- elite is een aantal terugkerende elementen waar te nemen. Ten eerste wordt het gebruik van grote, vaderlandslievende teksten zoals het grootste Egyptische volk, ons geliefde Egypte, de grootse Egyptische natie, en moeder van de wereld niet geschuwd. Ten tweede lijkt er een unaniem gedeelde afkeer van buitenlandse interventie en bemoeienis te bestaan en wordt de daadwerkelijke onafhankelijkheid van Egypte in het vormgeven van haar beleid nagestreefd. Als laatste is er een gedeeld geloof in het exceptionalisme en de grootsheid van Egypte: Egypte moet haar rechtmatige plaats als leider van de (Arabische) wereld weer innemen. Roemenië Toen Ion Iliescu zich namens de FSN kandidaat stelde voor de presidentsverkiezingen, wat in tegenstelling was met eerdere belofte dat de FSN alleen de transitie in goede banen zou leiden, deed hij dit met een beroep op druk van onderop (Gallagher 2005). Iliescu stelde dat de belangrijkste opdracht voor hem en voor het FSN was om de waardigheid van het Roemeense volk te herstellen, waarbij de FSN werd gepresenteerd als voortzetters van de revolutie (Literat 2012: 30). Tegenstanders van de FSN werden er van beschuldigd drugsverslaafden, hooligans, fascisten, bandieten en buitenlandse agenten te zijn (idem). Volgens Popenici (2008: 140) is Roemenië een voorbeeld bij uitstek van nationalisme dat wordt gebruikt als een instrument om politieke macht te veroveren. In 2008 wordt nationalisme door alle politieke partijen in Roemenië gebruikt als springplank naar de macht, en dat komt volgens Popenici (idem: 138) door Iliescu. Vlak na de val Ceauşescu vond er een groot studentenprotest plaats in Boekarest. De demonstranten protesteerden tegen het voornemen van het FSN om als partij deel te nemen aan de verkiezingen, en eisten dat er een verbod kwam voor voormalig communisten om een overheidsfunctie te bekleden. In een televisiespeech beschuldigde Iliescu de demonstranten er van fascisten te zijn die gemanipuleerd worden door buitenlandse belangen (idem: 72

73 138). Hij riep de bevolking op om de democratie te beschermen tegen deze aanval van hooligans. Een groep mijnwerkers uit de Jiu Vallei gaf gehoor aan zijn oproep, kwam naar Boekarest en sloeg het protest hardhandig uiteen. De kern van het Roemeens nationalisme is algemene xenofobie, in het bijzonder gericht op Hongaren en Russen, en anti- semitisme (Saideman en Ayres 2008: 156). Snyder (2000: 254) beschrijft het nationalisme waar Iliescu zich van bediende als gematigd, al geldt dat niet voor de extreem nationalistische partijen waar Iliescu samen mee heeft gewerkt in coalitieregeringen. Het doel van de neocommunisten onder leiding van Iliescu was niet om een nationalistische massabeweging te mobiliseren, maar juist om de massa de depolitiseren (idem). Het gematigde nationalisme van Iliescu zelf en het extreme nationalisme van zijn coalitiepartners creëerde bij uitstek een klimaat waarin democratische rechten in het algemeen konden worden beperkt (idem: 255). Volgens Popenici (2008: 141) zijn de extreem nationalistische partijen een creatie van Iliescu zelf, ze werden immers geleid door oud- collega s of naaste medewerkers van hem (idem: 138). Door aan de ene kant zelf gematigd nationalisme te gebruiken en een beroep te doen op het patriottisme van de bevolking, en aan de andere kant het gevaar van de extreem nationalistische partijen te overdrijven, kon Iliescu zichzelf in de markt zetten als de verdediger en eerste vertegenwoordiger van de democratie (idem: 140). Dankzij deze verdeel- en- heers- politiek kon Iliescu de verkiezingen in 1992 winnen, maar in 1996 werd hij verslagen door Constantinescu. Iliescu wist echter te profiteren van het slechte presteren van deze regering en in 2000 won hij opnieuw de presidentsverkiezingen. In april 2005 sloten de Europese Unie en Roemenië een toetredingsverdrag, waarmee Roemenië per 1 januari 2007 officieel lid werd van de EU. De hiermee gepaard gaande transformaties in de binnenlandse politiek van Roemenië hadden volgens Cinpoeş (2010: 167) een invloed op zowel het nationalistische discours als de exponenten daarvan. De PRM, de meest nationalistische partij van Roemenië die onder leiding stond van Vadim Tudor, was sinds de verkiezingen van 2004 minder populair geworden. Onder invloed van de 73

74 naderende toetreding tot de EU zocht de PRM naar een manier om ook in die politieke arena mee te kunnen strijden. Het antisemitisme dat zo n belangrijk onderdeel van het Roemeense nationalistische discours uitmaakte, moest hiervoor wijken. De leider van de PRM, Vadim Tudor, ging zelfs zo ver dat hij van antisemiet philosemiet werd, en hij heeft onder andere een standbeeld van Yitzhak Rabin laten maken. Deze draai werd echter niet serieus genomen, en draagt verder bij aan de afnemende populariteit van de PRM (idem: 168). Het lijkt alsof de toetreding tot de Europese Unie de aantrekkingskracht van het nationalistische discours in Roemenië heeft doen afnemen. Cinpoeş (idem: 181) stelt echter dat dit te kort door de bocht is: The potential of the discours lays not only in its pure resilience and versatility but also in the fact that is was rehearsed, strengthened and rooted deeper into people s consciousness through usage. De afnemende populariteit van de PRM en de toetreding tot de EU betekent dus niet dat het nationalistische discours zijn kracht in Roemenië verloren heeft. Cinpoeş merkt op dat verschillende aspecten van het nationalistische discours van de PRM zijn overgenomen door meer gematigde politieke partijen, waaronder die van de huidige president Băsescu. Analyse Zowel in Egypte als Roemenië kent het nationalistische discours een lange geschiedenis, het is niet iets dat recentelijk is ontwikkeld door de elite om legitimiteit voor haar heerschappij te creëren. De herkenbaarheid van het nationalistische discours bij de bevolking zou een verklaring kunnen zijn voor het succes ervan. Het karakter van het nationalisme in Egypte en Roemenië verschilt wel: het Egyptisch nationalisme is civiel van aard, terwijl het Roemeens nationalisme etnisch van aard is. Desondanks bevatten beide vormen van nationalisme een xenofoob element, waarbij tevens het westen als de ander wordt ingezet. Het blijft hier overigens bij retoriek die bedoeld is om de binnenlandse markt te bedienen. Zowel in Egypte als in Roemenië wordt de 74

75 antiwesterse retoriek niet gekoppeld aan een antiwesters buitenlands beleid van dezelfde elite. In Egypte gebruikt en gebruikte zowel de elite als de contra- elite nationalistische retoriek op zoek naar legitimiteit op de ideeënmarkt. In Roemenië was geen sprake van een contra- elite, maar is het nationalistische discours wel terug te vinden bij alle politieke bewegingen die zich geleidelijk aan binnen de elite hebben ontwikkeld. 75

76 76

77 8. De vraag Om de nationalistische marketing van de elite of contra- elite te laten aanslaan bij de bevolking, helpt het als daar sprake is van vraag naar nationalisme. Om de bottom- up vraag naar nationalisme in kaart te brengen zal het nationalistische discours van verschillende grassroots organisaties in kaart gebracht worden en vergeleken worden met het nationalistische discours van de elite en de contra- elite. Egypte Tijdens de opstanden van 2011 tegen het regime van Hosni Mubarak was de Egyptische vlag alomtegenwoordig bij de protesten. Dit is een groot contrast met de opstanden in Syrië, waar de oppositie niet de Syrische vlag gebruikt, maar een andere vlag. Dit vlagvertoon toont aan dat vaderlandslievendheid al vanaf het begin van de revolutie ook onder de revolutionairen aanwezig was. De 6 april beweging, een grassroots politieke activistische beweging die vanaf 2008 arbeidersprotesten weet te koppelen aan een bredere roep om democratisering (Masoud 2011: 21), steunde in eerste instantie de coup tegen Morsi, maar sloot zich later aan bij de beweging die zowel tegen het regime van Morsi als tegen het regime van al- Sisi was. In april 2014 werd de beweging verboden door een Egyptische rechtbank, omdat ze zou spioneren en de Egyptische staat zou belasteren (al- Ahram 2014). Ook zou de groepering door buitenlandse mogendheden worden gefinancierd, wat in het xenofobe Egyptische klimaat verdacht is. Bovendien zitten twee leiders van de 6 april beweging, Aḥmad Māhir en Muḥammad ʿĀdil, celstraffen uit omdat zij tegen de anti- demonstratiewet gedemonstreerd hebben zonder vergunning. De 6 april beweging kan dus moeilijk gekarakteriseerd worden als een beweging die de huidige machthebbers goedgezind is, of die vatbaar is voor nationalistische propaganda vanuit de elite. Toch is op de website van de 6 april beweging genoeg te vinden dat als nationalistisch kan worden aangemerkt. De Egyptische vlag is prominent aanwezig op de foto s die de pagina sieren. Ook de tekst over de beweging zelf 77

78 staat vol met vaderlandslievende passages: de beweging omschrijft zichzelf als de jeugd van Egypte die haar activiteiten verklaart uit liefde voor dit land en het verlangen naar zijn verbetering. Verderop in de tekst wordt ook gesproken over ons kostbare Egypte. Daarnaast stelt de beweging te zullen strijden tegen elke vorm van buitenlandse inmenging, geheel volgens de nationalistische doctrine van nationale eenheid (Ḥaraka shabāb 6 abrīl ). Net als de 6 april beweging is de Tamarrud beweging een grassroots beweging. Tamarrud had zichzelf ten doel gesteld om net zoveel handtekeningen tegen president Mohammed Morsi op te halen als het aantal dat hij in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen aan stemmen had gehaald. Het uiteindelijke doel van Tamarrud was om daarmee vervroegde presidentsverkiezingen af te dwingen. Op de website van Tamarrud (2013) staat in zeven punten beschreven waarom ze Mohammed Morsi niet meer als president willen. Ook in deze korte zinnen komt het inmiddels bekende nationalistische discours naar voren: wij willen je niet, omdat we nog steeds bedelen bij het buitenland, wij willen je niet, omdat Egypte nog steeds de Amerikanen volgt, met andere woorden: Egypte is niet onafhankelijk van buitenlandse invloeden. Wij willen je niet, omdat er geen waardigheid is voor ons en ons land, met andere woorden: de waardigheid van Egypte als grootse natie is nog steeds niet hersteld. Wij willen je niet, omdat de economie in elkaar is gestort, en afhankelijk is van bedelen, met andere woorden: Egypte is economisch gezien afhankelijk van buitenlandse economische steun, en dat is onwenselijk. De naar eigen zeggen populaire campagne kammal jamīlak is ontstaan in de nasleep van de staatsgreep om Abdel Fattah al- Sisi over te halen zich te kandideren voor de presidentsverkiezingen. De naam van de campagne betekent ongeveer maak je werk af, en roept al- Sisi op om de goede ontwikkeling die hij in gang heeft gezet met het afzetten van Morsi af te maken door zichzelf kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen. Op de Facebookpagina van deze groep komt deels dezelfde nationalistische retoriek terug als die hierboven besproken is. Het doel van kammal jamīlak is om al- Sisi te steunen als kandidaat om president van Egypte te worden en onze strijdkrachten te steunen in de strijd tegen het terrorisme. De reden waarom ze zich zo inzetten voor al- Sisi s 78

79 kandidaatsschap is de liefde voor de grond van ons vaderland Egypte (Ḥamla kammal jamīlak 2013). De Facebookpagina Kullina Khālid Saʿīd ontstond in juni 2010 en speelde een sleutelrol in de periode voorafgaand aan de opstand tegen president Hosni Mubarak als vitale oppositionele actor. Op de pagina was vooral jeugd uit de Egyptische middenklasse actief die voorheen niet politiek actief was. Uit het feit dat er nauwelijks activiteit op de pagina was in de dagen dat het internet in Egypte was afgesloten valt af te leiden dat de gebruikers van de pagina voornamelijk Egyptenaren waren (Poell 2014). Ook het feit dat vijftig procent van de comments in Egyptisch dialect was geschreven wijst hierop (Zack 2014). Onder het kopje info schrijven de beheerders van de pagina het volgende over de achtergrond van de pagina: Wij dromen van een Egypte dat de mensenrechten respecteert, met haar autoriteit gekozen door het volk, omdat een onafhankelijke staat de wereld dwingt haar te respecteren. (Kullina Khālid Saʿīd 2010) De onafhankelijke staat en het respect van de wereld, twee belangrijke ingrediënten van het nationalistisch discours zijn hier al aanwezig op de pagina. Eén van de beheerders, Wā il Ghonīm heeft een boek geschreven dat leest als het boek van een patriot (Woltering 2014). Het nationalistisch discours is dus ook aanwezig bij de beheerders van de pagina. Op de pagina konden alleen de beheerders berichten plaatsen, waar Facebookgebruikers die de pagina bezochten op konden reageren in zogenaamde comments. Als andere gebruikers het met deze comments eens waren, of ze gewoon konden waarderen, dan konden ze deze comments een like geven. De Facebookpagina zelf werd door bijna vier miljoen mensen geliket 3. Aangezien op een Facebookpagina iedereen die een Facebookaccount heeft kan reageren op berichten, is het zeker dat hier gaat om grassroots activisme. De 3 Het adres van de pagina is: Aan de Universiteit van Amsterdam is een team van onderzoekers bezig met het onderzoeken van deze Facebookpagina. Door dit team zijn alle comments gedownload, en is een tool geprogrammeerd waarmee deze data doorzocht kan worden. Deze tool is ook voor dit onderzoek gebruikt. 79

80 gebruikers van de pagina waren vooral jongeren die eerder politiek apathisch waren, maar door het feit dat werkelijk iedereen Khālid Saʿīd had kunnen zijn politiek bewust worden (Abdulla 2014). Om vast te stellen welke van de verschillende identiteiten die een commentschrijver kan hebben het meest bediscussieerd is, is gezocht op de termen: Maṣr/Maṣrī (Egypte/Egyptenaar), islām/islāmī (islam/islamitisch) en ʿarab/ʿarabī (Arabier/Arabisch). Hierbij valt op dat de term Maṣr heel veel vaker voorkwam. De termen islām/islāmī en ʿarab/ʿarabī kwam gemiddeld in nul tot één procent van de comments voor, met uitschieters tot drie procent. Daar tegenover werd Maṣr/Maṣrī gemiddeld gebruikt in tien procent van de comments, met uitschieters tot rond de 30 procent. 4 Dit kan komen omdat er nou eenmaal veel over het onderwerp Egypte gediscussieerd werd. Gezien het grote politieke succes van de islamisten destijds was echter ook niet vreemd geweest als er veel over de islam was gediscussieerd, wat niet het geval was. Liesbeth Zack (2014) constateert dat de notie van Egyptianness veelvuldig besproken werd op de pagina. Zo werden er onder meer vraagtekens gezet bij de nationaliteit van de beheerders en werden ze er van beschuldigd buitenlandse agenten te zijn (Poell 2014). Op deze manier werd geprobeerd de geloofwaardigheid en de intenties van de beheerders in twijfel te trekken. Dit past in het Egyptisch nationalistische discours. Bij het toepassen van de zoekterm behorende bij de notie van Egyptianness in alle mogelijke varianten, waarin de zoekterm Maṣriyya gecombineerd is met alle bezitssuffixen uit het Arabisch (waardoor your Egyptianness, our Egyptianness etcetera allemaal gedekt zijn), valt op dat het relatieve aantal comments waarin de term voorkomt laag is, met een maximum van 0,08%. 5 Toch gaat het in de week van deze uitschieter om 280 comments, wat erg veel is voor een begrip dat een ervaren taalkundige nog niet eerder was tegengekomen (Zack 2014). Dat maakt het, ondanks het lage relatieve aandeel van de term in de comments, toch een 4 Zie Appendix B voor de grafiek die het relatieve gebruik van deze termen in de comments op de Facebookpagina Kullina Khālid Saʿīd weergeeft. 5 Zie Appendix C voor de grafiek die het relatieve gebruik van deze termen in de comments op de Facebookpagina Kullina Khālid Saʿīd weergeeft. 80

81 belangrijke aanwijzing dat het nationalistische discours aanwezig is in de comments op deze Facebookpagina. Vervolgens is een selectie gemaakt van de comments die de meeste likes hebben gekregen, omdat deze comments de meeste steun genieten onder het publiek van de pagina en daarmee de beste afspiegeling vormen van het bottom- up nationalisme is op deze pagina. In de comments die meer dan negen likes hebben wordt vooral benadrukt dat moslims en christenen één zijn, dat de schrijvers trots zijn op hun Egyptianness. Tevens wordt er geageerd tegen het beschuldigen van demonstranten van het zijn van buitenlandse agenten. Blijkbaar is dit een beschuldiging waartegen demonstranten zich willen verdedigen, ze laten het niet van zich af glijden omdat het ze niks uitmaakt. Ook dit geeft aan dat het nationalistische discours niet alleen top- down gepropageerd wordt, maar ook bottom- up tot stand komt. Roemenië Radu Cinpoeş heeft onderzocht hoe het komt dat er zo n vruchtbare bodem voor nationalistische retoriek bestaat in Roemenië. Cinpoeş (2010: 67) stelt dat een deel van de verklaring ligt in de kracht van de herhaling: nationalistische retoriek was aanwezig in zowel de negentiende eeuw, tijdens het interbellum als tijdens de communistische periode. Toch is dit volgens Cinpoeş een niet afdoende verklaring voor het succes van het nationalistische discours in Roemenië na Hij stelt dat de lange traditie van autoritaire regimes in Roemenië een vruchtbare bodem voor nationalisme hebben gecreëerd. Onder traditie verstaat Cinpoeş de bijna ononderbroken opeenvolging van ideologisch verschillende, maar allemaal autoritaire regimes (idem: 68) die aan de macht zijn geweest in Roemenië. Vanwege dit jarenlange autoritaire bestuur was er een politieke cultuur ontstaan waarin de bevolking passief was. De bevolking was niet gewend om burgerlijke besluiten te nemen, en wachtte op de staat om dat voor hen te doen. Nationalisme is bij uitstek de ideologie die bij deze politieke cultuur past, omdat bij het kiezen van een leider volgens het nationalistische principe het belangrijk is dat de leider tot dezelfde natie behoort, niet of hij luistert naar de wil van de bevolking (idem: 69). Een politiek apathische bevolking is makkelijker te overtuigen om te stemmen voor een leider die het beste voor het eigen volk wil, dan voor een leider die voor ingewikkelde 81

82 algemene waardes staat. Omdat nationalisme als ideologie altijd een belangrijke rol had gespeeld in Roemenië, was de verwachting dat dat zo zou blijven. Het discours van democratie en de vrije markt was al gemonopoliseerd door de oppositie, waardoor er voor de apparatsjiks nog één ideologie met veel aantrekkingskracht overbleef: het nationalisme. Volgens Cinpoeş (idem: 79) kan deze aantrekkingskracht verklaard worden door de lange traditie en de bekendheid van de bevolking met het nationalistische discours. Sandra Pralong (1996) beargumenteert dat het postcommunistische nationalisme in Roemenië een voorbeeld bij uitstek is van top- down nationalisme, waarbij de elite het voortouw neemt en er weinig initiatief vanuit de bevolking komt. Dit illustreert ze aan de hand van twee voorbeelden. In de regio Transylvanië woont een grote Hongaarse minderheid. Ondanks deze Hongaarse minderheid heeft Hongarije nooit aanstalten gemaakt om deze regio terug te krijgen, noch wil de Hongaarse minderheid zich afscheiden van Hongarije. Voor Roemenië dus weinig reden om zich zorgen over te maken. Toch is dit één van de retorische stokpaardjes van de Roemeense nationalistische partijen PUNR en PRM. Aan de andere kant is er de kwestie Moldavië, een aparte staat waar vooral etnische Roemenen wonen. Als er sprake zou zijn van bottom- up nationalisme, dan zouden Roemeense nationalisten dit verloren deel weer bij het vaderland willen voegen. Over deze kwestie zwijgen de Roemeense nationalistische partijen echter. Deze twee kwesties tonen volgens Pralong aan dat het Roemeense nationalisme een politiek construct is van elites die om de macht strijden, in plaats van een bottom- up volksbeweging. Analyse Het nationalistische discours komt in Egypte naar voren in publicaties die voortkomen uit zowel de elite als de contra- elite, maar wordt ook gedeeld door actoren die niet tot de elite behoren. Het blijft moeilijk om aan te tonen dat dit niet propaganda- gestuurd is, maar het is niet aannemelijk dat anti- regime grassroots bewegingen vatbaar zijn voor regime- propaganda. De conclusie is dat het nationalistische discours in Egypte niet slechts een top- down propagandaproject van de elite is, maar tevens door een bottom- up beweging 82

83 vanuit de bevolking gestimuleerd wordt. Het is belangrijk te benadrukken dat dit niet betekent dat propaganda en retoriek vanuit de elite géén rol speelt. Nationalisme is dus geen primordiaal beginsel dat vooraf gaat aan het ontstaan van de staat, maar een louter top- down gestuurd project is het inmiddels net zo min. In tegenstelling tot Egypte was er in Roemenië nauwelijks sprake van een bottom- up vorm van nationalisme, en bleef de rol van de bevolking hier beperkt tot het ontvangen van de boodschap. Doordat deze boodschap zo herkenbaar was vanwege de lange geschiedenis van Roemeens nationalisme, had de elite al vrij snel succes door het inzetten van nationalistische retoriek. Doordat nationalisme een top- down project betrof, kon er ook redelijk makkelijk van worden teruggekomen door de elite op het moment dat dat politiek opportuun werd in verband met de toetreding tot de Europese Unie. 83

84 84

85 9. Lessen voor Egypte Welke lessen kan Egypte trekken uit de bovenstaande ervaringen van Roemenië? Hoewel de staat van de democratie in Roemenië verre van perfect is, is Roemenië een stuk beter af dan het huidige Egypte, en loont het de moeite om te kijken hoe Egypte een vergelijkbaar pad kan bewandelen. Het valt op dat in beide landen vergelijkbare processen spelen in de eerste fase van de politieke transitie. Hoewel het karakter van de elites in beide landen verschillen, en er in Roemenië geen sprake was van een contra- elite, werd in beide landen nationalistische retoriek gebruikt om steun onder de bevolking te winnen. In Roemenië kwam deze nationalistische retoriek als een top- down project vanuit de elite, terwijl deze retoriek in Egypte gekenmerkt wordt door zowel een top- down als een bottom- up element. Dit kan consequenties hebben voor het verdere verloop van de politieke transitie. In Roemenië kon de elite het nationalisme makkelijk laten varen toen dit goed uitkwam, dit was een passief proces waarbij de elite het nationalistische discours gewoonweg niet meer gebruikte. Vanwege het bottom- up karakter van het Egyptische nationalistische discours zal de elite het niet zo makkelijk kunnen laten varen als het goed uitkomt, maar zal er actief werk gemaakt moeten worden van een ander verhaal om de bevolking mee te krijgen. De vraag is echter of het moment waarop het nationalisme niet langer politiek opportuun is in Egypte zo snel zal komen als dat in Roemenië het geval was. In Roemenië was er sprake van wat Levitsky en Way (2010) strong democratic leverage noemen. De Verenigde Staten, de Europese Unie en andere westerse democratieën hebben technische en financiële hulp geboden tijdens de politieke transitie. De worst die werd voorgehouden in de vorm van het lidmaatschap van de EU en de NAVO maakte het interessant voor Roemenië om daadwerkelijke hervormingen door te voeren en de nationalistische retoriek te laten vallen. In Egypte is het tegenovergestelde aan de hand, wat Levitsky en Way (idem) het black knight phenomenon noemen. De sterke steun van de niet bepaald in democratie uitblinkende Golfmonarchieën aan het bewind van al- Sisi, zal de 85

86 democratisering van Egypte eerder tegenwerken dan helpen, zoals de steun van de VS en de EU dat in het geval van Roemenië heeft gedaan. Hoewel het niet van de EU of de NAVO kan worden verwacht dat zij Egypte aanbieden op termijn lid te worden, zijn er andere opties mogelijk, zoals bijvoorbeeld partnerschappen of handelsovereenkomsten. Indien het westen daadwerkelijk geïnteresseerd is in een succesvolle democratisering van Egypte dan zou hier goed over moeten worden nagedacht. Waar bovenstaande les vooral is voor externe actoren die geïnteresseerd zijn in een succesvolle democratische transitie in Egypte, daar kan Egypte intern veel leren van de ontwikkeling van politieke pluriformiteit in Roemenië. Dit was een zeer geleidelijk proces, waarin er dankzij scheuringen binnen de elite langzaam aan wat te kiezen viel voor de bevolking. Dit klinkt op de korte termijn niet als een snelle weg naar daadwerkelijke democratie, en zal idealisten tegen de borst stuiten. Roemenië heeft echter aangetoond dat het wel degelijk mogelijk is om op lange termijn een toename van de politieke pluriformiteit op deze manier te bereiken, wat in Egypte tot op heden nog niet gelukt is. 86

87 10. Conclusie De theorie van Jack Snyder voorspelt dat elites en contra- elites gebruik zullen maken van nationalistische retoriek om steun van de bevolking te verwerven tijdens een politieke transitie, en de analyse toont aan dat dit in zowel Roemenië als Egypte inderdaad het geval was. Hoewel het nationalisme in Roemenië etnisch, en dat in Egypte civiel van aard was, delen ze een aantal kenmerken. Zowel Iliescu als al- Sisi presenteerden zich als de ware voortzetters van de revolutie en de redders van het vaderland, terwijl ze in werkelijkheid tot de oude elite behoren. Beide elites brandmerkten tegenstanders als buitenlandse agenten en terroristen, waardoor het ontstaan van een inclusieve democratie wordt bemoeilijkt. De binnenlandse markt wordt bediend met antiwesterse retoriek, terwijl het buitenlands beleid zich niet als antiwesters kenmerkt. In zowel Egypte als Roemenië was er tijdens de start van de politieke transitie geen sprake van een goed functionerende ideeënmarkt. Opvallend is dat het medialandschap in Roemenië zich opent op het moment dat ook private media haar intrede deed, terwijl de private media in Egypte nog meer regimegezind lijkt dan de staatsmedia. Naast een groot gebrek aan persvrijheid is ook de professionaliteit van de pers in beide landen onder de maat, wat het voor de elites makkelijker maakt om nationalistische retoriek te gebruiken en complottheorieën te verspreiden, dit wordt immers nauwelijks door professionele journalisten aan feiten gestaafd. Hoewel de civil society in Egypte veel verder ontwikkeld is dan dat in Roemenië het geval was, is de speelruimte om daadwerkelijk als pro- democratische factor te kunnen functioneren klein. In Roemenië werd er vrij snel, tegelijkertijd met de president, een parlement gekozen. Hoewel dit parlement in het begin gedomineerd werd door de partij van Iliescu, ontstonden hier geleidelijk scheuringen en ontstonden er meerdere partijen. In het begin vooral rondom charismatische individuen, maar dit was het begin van het geleidelijk ontstaan van pluriformiteit. In Egypte is er al een paar jaar geen parlement meer, en door de ingewikkelde kieswet is het nog altijd de vraag hoe dit parlement er uit zal gaan zien. Het valt te hopen dat hier op 87

88 dezelfde geleidelijke wijze als in Roemenië langzame stappen op weg naar pluriformiteit kunnen worden gezet. Waar het nationalisme in Roemenië alleen een top- down propagandaproject van de elite was, daar is er in Egypte ook sprake van bottom- up nationalisme. Niet alleen was de Egyptische vlag een belangrijk symbool tijdens de opstand tegen Mubarak, ook wordt hetzelfde nationalistische discours dat de elite en de contra- elite gebruiken, gedeeld door verschillende grassroots organisaties. Het betreft hier niet alleen grassroots organisaties die het regime steunen en dus logischerwijs gevoelig zijn voor propaganda vanuit het regime, maar ook grassroots organisaties die kritisch tegenover het regime staan. De stelling van Snyder dat het succes van nationalisme tijdens de eerste fase van een democratische transitie verklaart kan worden door te kijken naar elite persuasion gaat in het geval van Egypte niet op, in deze casus vormt dit maar de helft van het totale verhaal. In Roemenië kon de elite de nationalistische retoriek redelijk makkelijk verlaten toen dat in het kader van de toetreding tot de Europese Unie politiek opportuun was. Omdat er geen sprake was van een bottom- up vraag naar nationalisme leverde dit geen geloofwaardigheidsproblemen voor de elite op. Omdat het nationalistische discours in Egypte zowel bottom- up als top- down tot stand komt, is het voor de elite in Egypte veel moeilijker zijn om van dit nationalisme af te stappen. Snyder stelt dat er tijdens een democratische transitie waarin nationalisme een grote rol speelt en vergrootte kans is op het ontstaan van een burgeroorlog of een oorlog met een buurland om de aandacht van de binnenlandse problematiek af te leiden. In Roemenië is de transitie zonder dit soort conflicten verlopen. In Egypte lijkt de kans op een oorlog met een buurland klein. Het zal best mogelijk zijn om de bevolking te mobiliseren voor een oorlog tegen Israel, maar de elite, die voor een groot deel uit militairen bestaat, weet dat een oorlog van Israel niet gewonnen kan worden. Bovendien zou daarmee de militaire steun van de Verenigde Staten verloren gaan. De kans op een regionale oorlog met Egypte als agressor lijkt zeer klein. 88

89 Hoewel de kans op een burgeroorlog zoals die op dit moment in Syrië woedt in Egypte niet heel groot is, is de kans daarop wel groter dan op een regionale oorlog. Door tegenstanders zoals de Moslimbroederschap en de 6 april beweging te vervolgen, en in het geval van de MB zelfs door middel van doodstraffen proberen uit te roeien, creëert het regime zijn eigen interne vijanden. Op dit moment zijn er al veel aanslagen in Egypte, die worden opgeëist door Anṣār Bayt al- Maqdis, maar door het regime aan de MB worden toegeschreven. Of en in hoeverre Anṣār Bayt al- Maqdis wordt gesteund door de MB is moeilijk te achterhalen, maar duidelijk is dat er een oppositiebeweging ontstaat die het gebruik van geweld niet schuwt, zoals Egypte dat eerder in de jaren negentig heeft meegemaakt. Of dit zal uitgroeien tot een burgeroorlog is op dit moment moeilijk te zeggen, maar de mogelijkheid kan niet met zekerheid worden uitgesloten. Op dit moment wordt de roep om brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid overstemd door de roep om veiligheid en stabiliteit, die uitstekend past bij het nationalistische discours. Deze veiligheid en stabiliteit zijn onder andere zo belangrijk voor de toerisme- industrie in Egypte. Ditzelfde nationalistische discours stimuleert echter xenofobie, en is daarmee niet goed voor Egyptes toerisme- industrie. Als de huidige repressie geen veiligheid en stabiliteit kan genereren én de economische problemen niet het hoofd kan bieden, dan zal de oorspronkelijke roep om brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid weer aan kracht winnen. Het huidige xenofobe nationalistische klimaat in Egypte zal het herstel van de toeristische sector bemoeilijken, en daarmee het herstel van de economische situatie in Egypte in de weg zitten. Het lijkt erop dat de Egyptische machthebbers zichzelf hebben opgezadeld met een ingewikkelde puzzel waaruit een uitweg niet zomaar gevonden is. 89

90 90

91 Bibliografie Abdel Aziz, L. (2013) Catch the Al- Sisi Mania Al-Ahram Weekly 1165, 19/09/2013, [online]: the- Al- Sisi- mania.aspx, geraadpleegd 31/01/2014. Abdulla, R. (2014) Facebook Polls as Proto- Democratic Instruments: The We Are All Khaled Said Facebook Page. Social Media and the Transformation of the Public Space. Amsterdam, 18/06/2014. Ahram Online (2012) English Text of SCAF amended Egypt Constitutional Declaration Ahram Online 18/06/2012, [online]: geraadpleegd 10/02/2014. Ahram Online (2014) Egypt court bans April 6 over espionage claims Ahram Online 28/04/2014, [online]: geraadpleegd 02/06/2014. Al- Jazeera (2011) Hosni Mubarak resigns as president Al-Jazeera 11/02/2011, [online]: html, geraadpleegd 31/01/2014. Al- Jazeera (2012) Egypt court orders dissolving of parliament al-jazeera 24/06/2012, [online]: 8.html, geraadpleegd 12/06/2014. Al- Sisi, A. (2014) Kalima al- sayyid al- mushīr ʿAbd al- Fattaḥ al- Sīsī ʿilā al- ʿumma al-ṣufḥa al-rasmiyya lil-mutaḥaddith al-ʿaskarī lil-quwāt al-musallaḥa [online]: geraadpleegd 02/06/2014. Anderson, B. (1983) Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism. Londen: The Thetford Press Ltd. 91

92 Ashton, C. (2011) The EU wants deep democracy to take root in Egypt and Tunisia The Guardian 04/02/2011 [online]: tunisia- eu- deep- democracy, geraadpleegd 06/05/2014. Aulas, M. (1982) Sadat s Egypt: A Balance Sheet MERIP Reports 107, pp Bahgat, H. (2014) The Mubarak mansions: How the Egyptians unknowingly paid for the ruling family s lavish lifestyle Mada Masr 20/05/2014, [online]: mansions, geraadpleegd 24/05/2014. Basora, A. (2012) Do the Post- Communist Transitions Offer Useful Lessons for the Arab Uprisings? Orbis 56:2, pp BBC (2012) Muslim Brotherhood s Mursi declared Egypt president BBC 24/06/2012, [online]: , geraadpleegd 11/02/2014. BBC (2014) Egypt s Hosni Mubarak jailed for embezzlement BBC 21/05/2014, [online]: middle- east , geraadpleegd 23/05/2014. Beinin, J. (2009) Workers Protest in Egypt: Neo- liberalism and Class Struggle in 21 st Century Social Movement Studies 8:4, pp Birnir, J. (2004) Institutionalizing the Party System. Romania since 1989: Politics, Economics, and Society. Carey, F. eds. Oxford: Lexington Books, pp Carothers, T. (2007) The Sequencing Fallacy Journal of Democracy 18:1, pp Carothers, T. (2011) Think Again: Arab Democracy Foreign Policy 10/03/2011 [online]: mec.org/publications/?fa=42991, geraadpleegd 12/03/

93 Cinpoeş, R. (2010) Nationalism and Identity in Romania: A History of Extreme Politics from the birth of the State to EU Accession. Londen: I.B. Tauris. Dahl, R. (1998) On Democracy. New Haven: Yale University Press. Dogan, M. en Higley, J. (1998) Elites, Crises, and the Origins of Regimes. Oxford: Rowman and Littlefield. Dogan, M. (2004) Conceptions of Legitimacy Ecncyclopedia of Government and Politics. Hawkesworth, M. en Kogan, M. eds. Londen: Routledge, pp El- Gundy, Z. (2013) Egypt army chief El- Sisi pushed towards presidential run Ahram Online 30/09/2013, [online]: geraadpleegd 31/01/2014. Ethnocultural Diversity Resource Center (2002) Ethno-demographic Structure of Romania. [online]: geraadpleegd 05/05/2014. European Union Election Observation Mission Arab Republic of Egypt, Presidential Election, 26/27 May (2014) Presidential Election Administered in Line With the Law, in an Environment Falling Short of Constitutional Principles: Preliminary Findings European Union Election Observation Mission 29/05/2014, [online]: _en.pdf, geraadpleegd 06/06/2014. Femia, J. (2001) Civil Society and the Marxist Tradition Civil Society: History and Possibilities. Kaviraj, S. en Khilnani, S. eds. Cambridge: Cambridge University Press, pp Freedom House (2014) Freedom of the Press: Egypt. [online]: geraadpleegd 27/05/2014. Fukuyama, F. (1989) The End of History? The National Interest 16, pp

94 Gallagher, T. (2005) Modern Romania: The End of Communism, the Failure of Democratic Reform, and the Theft of a Nation. New York: New York University Press. Gellner, E. (1983) Nations and Nationalism. Oxford: Basil Blackwell Publisher Limited. Gramsci, A. (1971) Quaderni del carcere. In vertaling: Hoare, Q. en Nowell- Smith, G. (1971) Selections from the Prison Notebooks. Londen: Lawrence and Wishart. Gross, P. (2004) Media in the First Post- Communist Decade Romania since 1989: Politics, Economics, and Society. Carey, F. eds. Oxford: Lexington Books, pp Habermas, J. (1974) The Public Sphere: An Encyclopedia Article New German Critique 3, pp In vertaling: Lennox, S. en Lennox, F. Hashim, A. (2011) The Egyptian Military, Part Two: From Mubarak Onward Middle East Policy 18:4, pp Hawthorne, A. en Elgohari, M. (2013) The Ongoing Struggle for Egyptian Civil Society Atlantic Council 17/12/2013, [online]: ongoing- struggle- for- egyptian- civil- society, geraadpleegd 27/05/2014. Heydemann, S. (2007). Upgrading authoritarianism in the Arab world. Saban Center for Middle East Policy at the Brookings Institution. [online]: ld/10arabworld, geraadpleegd 08/04/2014. Hourani, A. (1970) Arabic Thought in the Liberal Age. Londen: Oxford University Press. Huntington, S. (1993) The Clash of Civilizations Foreign Affairs 72:3, pp Ḥamla kammal jamīlak (2013) Info. Ḥamla kammal jamīlak al-ṣufḥa alrasmiyya. 30/07/2013, [online]: geraadpleegd 09/06/

95 Ḥamla tawqīʿāt ḥaraka tamarrud (2013) Ḥamla tamarrud saḥaba al- thiqa min Muḥamad Mursi al- ʿAyāṭ Ḥamla tawqīʿāt ḥaraka tamarrud 03/07/2013, [online]: p?, geraadpleegd 06/06/2014. Ḥaraka shabāb 6 abrīl (2014) Man naḥnu? [online]: geraadpleegd 02/06/2014. Ḥizb al- ḥuriyya wa al- ʿadāla. (2012) Barnāmij ḥizb al- ḥuriyya wa al- ʿadāla. Ḥizb al-ḥuriyya wa al-ʿadāla [online]: _%C7%E1%C5%DE%E1%ED%E3%ED%C9, geraadpleegd 13/10/2012. Ikhwanweb (2011) MB Statement Warns of Consequnces of Derailing Democracy by Special Interests Ikhwanweb 08/09/2011. [online]: geraadpleegd 05/05/2014. Karlekar, K. en Dunham, J. (2014) Freedom of the Press [online]: geraadpleegd 19/05/2014. Kedourie, E. (1985) Nationalism. London: Hutchinson. Ketchley, N. (2014) The army and the people are one hand! Fraternization and the 25 th January Egyptian Revolution Comparative Studies in Society and History 56:1, pp Kienle, E. (1998) More Than a Response to Islamism: The Political Deliberalization of Egypt in the 1990 s Middle East Journal 52:2, pp Kinninmont, J. (2012) Bread, Dignity and Social Justice : The Political Economy of Egypt s Transition Middle East and North Africa Programme Briefing Paper, Chatham House. Kirkpatrick, D. (2011) Egypt Islamists Demand the End of Military Rule The New York Times 18/11/2011, [online]: 95

96 islamists- rally- to- protest- military- rule.html?pagewanted=all&_r=0, geraadpleegd 10/02/2014. Kirschbaum, S. (1995) A History of Slovakia. New York: St. Martin s Press. Kohn, H. (1967) The Idea of Nationalism. New York: Collier- Macmillan. Kullina Khālid Saʿīd (2010) Info. Kullina Khālid Saʿīd 10/06/2010, [online]: geraadpleegd 19/06/2014. Levitsky, S. en Way, L. (2010) Competitive authoritarianism: hybrid regimes after the cold war. Cambridge: Cambridge University Press. Linz, J. (1988) Legitimacy of democracy and the socioeconomic system Comparing Pluralist Democracies: Strains on Legitimacy. Dogan, M. eds. Boulder: Westview Press. Linz, J. en Stepan, A. (1996) Problems of Democratic Transition and Consolidation: Southern Europe, South America, and Post-Communist Europe. Baltimore: The Johns Hopkins University Press. Literat, I. (2012) Original democracy : A rhetorical analysis of Romanian post- revolutionary political discours and the University Square protests of June Central European Journal of Communication 8:1, pp Marshall, S. en Stacher, J. (2012) Egypt s Generals and Transitional Capital Middle East Research and Information Project 262, [online]: generals- transnational- capital, geraadpleegd 12/06/2014. Mada Masr (2014) Satirist Bassem Youssef announces the end of Al- Bernameg Mada Masr 02/06/2014, [online]: bassem- youssef- announces- end- al- bernameg, geraadpleegd 03/06/2014. Masoud, T. (2011) The Road to (and from) Liberation Square. Journal of Democracy 22:3, pp

97 Michels, R. (1915) Political Parties: A Sociological Study of the Oligarchical Tendencies of Modern Democracies. New York: Collier Books. Mill, J. (1859) On Liberty. In vertaling: Krul, W. (1989) Over Vrijheid. Amsterdam: Boom. Morsi, M. (2012) Khitāb al- raʿīs Moḥammed Morsī fī Mīdān al- Taḥrīr. YouTube 29/06/2012, [online]: geraadpleegd 06/06/2014. Morsi, M. (2012) Nanshur al- naṣs al- kāmil li- ʿawwal kalima yuwajihuha al- raʿīs Moḥammed Morsī ilā al- umma Al-Aḥrām 24/06/2012, [online]: -االلسسببااقق/ا أخخبباارر/ aspx.مم -االلممننتتخخبب -االلرري ئييسس -ييووججههههاا -ككللممةة -للا أوولل -االلككاامملل -االلننصص -ننننششرر/االلرري ئااسسيي geraadpleegd 06/06/2014. Mosca, G. (1923) The Ruling Class. New York: McGraw- Hill. Palmer, R. et al. (2007) A History of the Modern World. Boston: McGraw Hill. Pareto, V. (1915) The Mind and Society: A Treatise on General Sociology. New York: Dover. Paulussen, T. (2014) Een Latijns- Amerikaans model voor Egypte Internationale Spectator 68:3, pp Pinfari, M. (2013) The EU, Egypt and Morsi s Rise and Fall: Strategic Patience and Its Discontents Mediterranean Politics 18:3, pp Popenici, S. en Tat, A. (2008) Romanian Philosophical Culture, Globalization and Education. Washington: The Council for Research in Values and Philosophy. Pralong, S. (2004) NGOs and the Development of Civil Society Romania since 1989: Politics, Economics, and Society. Carey, F. eds. Oxford: Lexington Books, pp Pralong, S. (1996) Romanian Nationalism: Double Problem, Double Talk? sandrapralong.eu 30/09/1996 [online]: 97

98 nationalism- double- problem- double- talk- by- sandra- pralong/, geraadpleegd 30/05/2014. Pratt, N. (2007) Democracy and Authoritarianism in the Arab World. London: Lynne Rienner Publishers. Poell, T. (2014) Facebook in the midst of revolution. Social Media and the Transformation of the Public Space. Amsterdam, 18/06/2014. Pynsent, R. (1994) Questions of Identity: Czech and Slovak Ideas of Nationality and Personality. London: Central European University Press. Rashwan, N. (2012) Egypt s Rebel campaign gathered 22 mn signatures, says spokesman Ahram Online 29/06/2013, [online]: /Egypts- Rebel- campaign- gathered- - mn- signatures,- say.aspx, geraadpleegd 28/02/2014. Reiter, E. en Stam, A. (1998) Democracy, War Initiation, and Victory American Political Science Review 92:2, pp Roper, S. (2000) Romania: The unfinished revolution. Amsterdam: Harwood Academic Publishers. Rousseau, J. (1762) Du Contract Social ou, Principes du Droit Politique. In vertaling: Van den Braak, S. en Van Roermond, G. (1995) Het maatschappelijk verdrag, of beginselen der staatsinrichting. Amsterdam: Boom. Sabry, B. (2013) Understanding Egyptian Nationalism Al Monitor 05/09/2013, [online]: monitor.com/pulse/originals/2013/09/egyptian- nationalism- islamism- challenge.html, geraadpleegd 02/06/2014. Shehata, D. (2011) The Fall of the Pharaoh: How Hosni Mubarak s Reign Came to an End Foreign Affairs 90:3, pp Snyder, J. (2000) From Voting to Violence: Democratization and Nationalist Conflict. New York: W.W. Norton & Company. 98

99 Snyder, J. en Ballentine, K. (1996) Nationalism and the Marketplace of Ideas International Security 21:2, pp Sullivan, D. (1990) The Political Economy of Reform in Egypt International Journal of Middle East Studies 22:3, pp Taha, R. en Kortam, H. (2014) Draft Parliamentary Law finalised Daily News Egypt 21/05/2014, [online]: parliamentary- elections- law- finalised/, geraadpleegd 12/06/2014. Teti, A. et al. (2014) Sisiphus Middle East Research and Information Project 270. [online]: geraadpleegd 12/06/2014. The Telegraph (2011) Ban Ki- moon calls for peaceful transition in Egypt The Telegraph 11/02/2011. [online]: /Ban- Ki- moon- calls- for- peaceful- transition- in- Egypt.html, geraadpleegd 06/05/2014. Tilly, C. (2007) Democracy. Cambridge: Cambridge University Press. Tismeanu, V. (1989) Personal Power and Political Crisis in Romania Government and Opposition 24:2, pp Weale, A. (2007) Democracy. New York: Palgrave Macmillan. Weber, M. (1922) Wirtschaft und Gesellschaft. Grundriß der verstehenden Soziologie. Tübingen: J.C.B. Mohr. In vertaling: Roth, G. en Wittich, C. (1978) Economy and Society. Berkeley: University of California Press. Wickham, C. (2011) The Muslim Brotherhood and Democratic Transition in Egypt Middle East Law and Governance 3, pp Wickham, C. (2004) The path to moderation: strategy and learning in the formation of Egypt s Wasat party Comparative Politics 36:2, pp Wilson, W. (1973) Herder, Folklore and Romantic Nationalism Journal of Popular Culture 6:4, pp

100 Woltering, R. (2014) A page and its politics: Situating Kullina Khaled Said in Egypt s ideological landscape. Social Media and the Transformation of the Public Space. Amsterdam, 18/06/2014. Wright Mills, C. (1956) The Power Elite. Oxford: Oxford University Press. Yerkes, S. (2012) State- Society Relations after the Arab Spring: New Rulers, Same Rules Democracy and Society 9:2, pp Zack, L. (2014) Language and identity on Facebook: The case of Kullina Khaled Said. Social Media and the Transformation of the Public Space. Amsterdam, 18/06/2014. Zahid, M. (2010) The Muslim Brotherhood and Egypt s Succession Crisis: The Politics of Liberalisation and Reform in the Middle East. London: I.B. Tauris. 100

101 Appendix Appendix A Vragenlijst persvrijheid Freedom House A. LEGAL ENVIRONMENT (0 30 POINTS) 1. Do the constitution or other basic laws contain provisions designed to protect freedom of the press and of expression, and are they enforced? (0 6 points) Does the constitution contain language that provides for freedom of speech and of the press? Do the Supreme Court, Attorney General, and other representatives of the higher judiciary support these rights? Does the judiciary obstruct the implementation of laws designed to uphold these freedoms? Do other high- ranking state or government representatives uphold legal protections for media freedom? Do high- level government leaders contribute to a hostile environment for the press, for example by engaging in repeated animosity toward or negative verbal rhetoric against the media? Are crimes that threaten press freedom prosecuted vigorously by authorities? Is there implicit impunity for those who commit crimes against journalists? 2. Do the penal code, security laws, or any other laws restrict reporting and are journalists or bloggers punished under these laws? (0 6 points) Are there restrictive press laws? Do laws restrict reporting on ethnic or religious issues, national security, or other sensitive topics? Are penalties for irresponsible journalism applied widely? Are restrictions of media freedom closely defined, narrowly circumscribed, and proportional to the legitimate aim? Do the authorities restrict or otherwise impede legitimate press coverage in the name of national security interests? Are journalists or media owners regularly prosecuted or jailed as a result of what they write or broadcast? Are writers, commentators, or bloggers subject to imprisonment or other legal sanction as a result of accessing or posting material on the internet? Is there excessive pressure on journalists to reveal sources, resulting in punishments such as jail sentences, fines, or contempt of court charges? 101

102 3. Are there penalties for libeling officials or the state and are they enforced? (0 3 points) Are public officials especially protected under insult or defamation laws? Are insult laws routinely used to shield officials conduct from public scrutiny? Is truth a defense to libel? Is there a legally mandated right of reply that overrides independent editorial control? Is libel made a criminal rather than a civil offense? Are journalists or bloggers prosecuted and jailed for libel or defamation? Are excessive monetary fines routinely imposed on journalists or media outlets in civil libel cases in a partisan or prejudicial manner, with the intention of bankrupting the media outlet or deterring future criticism? 4. Is the judiciary independent and do courts judge cases concerning the media impartially? (0 3 points) Are members of the judiciary subject to excessive pressure from the executive branch? Are the rights to freedom of expression and information recognized as important among members of the judiciary? When judging cases concerning the media, do authorities act in a lawful and non- arbitrary manner on the basis of objective criteria? Are contempt of court charges filed against journalists who attempt to cover court proceedings or cases? Are bans on coverage or gag orders frequently imposed by the judiciary on legal cases? Is there improper use of legal action or summonses against journalists or media outlets (e.g. being subjected to false charges, arbitrary tax audits etc.)? 5. Is Freedom of Information legislation in place and are journalists able to make use of it? (0 2 points) Are there laws guaranteeing access to government records and information? Is there enabling legislation and/or an administrative framework in place to make such laws usable in practice? Are restrictions to the right of access to information expressly and narrowly defined? Are journalists able to secure public records through clear administrative procedures in a timely manner and at a reasonable cost? 102

103 Are public officials subject to prosecution if they illegally refuse to disclose state documents? 6. Can individuals or business entities legally establish and operate private media outlets without undue interference? (0 4 points) Are registration requirements to publish a newspaper or periodical unduly onerous or are they approved/rejected on partisan or prejudicial grounds? Is the process of licensing private broadcasters and assigning frequencies open, objective and fair? Is there an independent regulatory body responsible for awarding licenses and distributing frequencies or does the state control the allocations process? Does the state place extensive legal controls over the establishment of internet web sites and ISPs? Do state or publicly funded media receive preferential legal treatment? Are nonprofit community broadcasters given distinct legal status? Are laws regulating media ownership impartially implemented? 7. Are media regulatory bodies, such as a broadcasting authority or national press or communications council, able to operate freely and independently? (0 2 points) Are there explicit legal guarantees protecting the independence and autonomy of any regulatory body from either political or commercial interference? Does the state or any other interest exercise undue influence over regulatory bodies through appointments or financial pressure? Is the appointments process to such bodies transparent and representative of different interests, and do representatives from the media have an adequate presence on such bodies? Are decisions taken by the regulatory body seen to be fair and apolitical? Are efforts by journalists and media outlets to establish self- regulatory mechanisms permitted and encouraged, and viewed as a preferable alternative to state- imposed regulation. 8. Is there freedom to become a journalist and to practice journalism, and can professional groups freely support journalists rights and interests? (0 4 points) Are journalists required by law to be licensed and if so, is the licensing process conducted fairly and at reasonable cost? Must a journalist become a member of a particular union or professional organization in order to work legally? Must journalists have attended a particular school or have certain 103

104 qualifications in order to practice journalism? Are visas or exit permits for journalists to travel abroad delayed or denied based on the individual s reporting or professional affiliation? Are journalists or bloggers professional actions or means of communication subject to either electronic or physical surveillance with the object of interfering in their work or ascertaining their sources? May journalists and editors freely join associations to protect their interests and express their professional views? Are independent journalists organizations able to operate freely and comment on threats to or violations of press freedom? B. POLITICAL ENVIRONMENT (0 40 POINTS) 1. To what extent are media outlets news and information content determined by the government or a particular partisan interest? (0 10 points) To what degree are print and broadcast journalists subject to editorial direction or pressure from the authorities or from private owners? Is media coverage excessively partisan, with the majority of print, broadcast, or internet- based outlets consistently taking either a pro- or antigovernment line? Is there government editorial control of state- run media outlets? Is there provision for public- service broadcasting that enjoys editorial independence? Does the government attempt to influence or manipulate online content? Is there opposition access to state- owned media, particularly during elections campaigns? Do outlets reflect the views of the entire political spectrum or do they provide only an official point of view? Is hiring, promotion, and firing of journalists done in a nonpartisan and impartial manner? Are journalists subject to job loss because of what they write? 2. Is access to official or unofficial sources generally controlled? (0 2 points) Are the activities of government courts, legislature, officials, records open to the press? Is there a culture of secrecy among public officials that limits their willingness to provide information to media? Do authorities hold regular press conferences or other briefings to inform the media? Do media outlets have a sufficient level of access to information and is this right equally enforced for all journalists regardless of their media outlet s editorial line? 104

105 Does the regime influence access to unofficial sources (parties, unions, religious groups, etc.), particularly those that provide opposition viewpoints? 3. Is there official or unofficial censorship? (0 4 points) Is there an official censorship body? Are print publications or broadcast programs subject to pre- or postpublication censorship? Are local print and broadcast outlets forcibly closed or taken off the air as a result of what they publish or broadcast? Are there shutdowns or blocking of internet sites or blogs, or of mobile- phone networks? Is access to foreign newspapers, TV or radio broadcasts, websites, or blogs censored or otherwise restricted? Are certain contentious issues, such as official corruption, the role of the armed forces or the political opposition, human rights, religion, officially off- limits to the media? Do authorities issue official guidelines or directives on coverage to media outlets? 4. Do journalists practice self-censorship? (0 4 points) Is there widespread self- censorship in the state- owned media? In the privately owned media? Are there unspoken rules that prevent a journalist from pursuing certain stories? Is there avoidance of subjects that can clearly lead to censorship or harm to the journalist or the institution? Is there censorship of or excessive interference in journalists stories by editors or managers? Are there restrictions on coverage by gentlemen s agreement, club- like associations between journalists and officials, or traditions in the culture that restrict certain kinds of reporting? 5. Do people have access to media coverage and a range of news and information that is robust and reflects a diversity of viewpoints? (0 4 points) Does the public have access to a diverse selection of print, broadcast, and internet- based sources of information that represent a range of political and social viewpoints? Are people able to access a range of local and international news sources despite efforts to restrict the flow of information? Do media outlets represent diverse interests within society, for example through community radio or other locally focused news content? 105

106 Do providers of news content cover political developments and provide scrutiny of government policies or actions by other powerful societal actors? Is there a tradition of vibrant coverage of potentially sensitive issues? Do journalists or bloggers pursue investigative news stories on issues such as corruption by the government or other powerful societal actors? NOTE: When scoring this question, please take into account the level of penetration of different types of media, e.g. print, broadcast, internet, foreign. 6. Are both local and foreign journalists able to cover the news freely in terms of harassment and physical access? (0 6 points) To what extent are journalists harassed or attacked while attempting to cover the news? Are certain geographical areas of the country off- limits to journalists? Does a war, insurgency, or similar situation in a country inhibit the operation of media? Do authorities require journalists working in danger zones to be embedded? Is there surveillance of foreign journalists working in the country? Are foreign journalists inhibited or barred by the need to secure visas or permits to report or to travel within the country? Are foreign journalists deported for reporting that challenges the regime or other powerful interests? 7. Are journalists, bloggers, or media outlets subject to extralegal intimidation or physical violence by state authorities or any other actor as a result of their reporting? (0 10 points) Are journalists or bloggers subject to murder, injury, harassment, threats, abduction, expulsion, arbitrary arrest and illegal detention, or torture, as a result of their professional activities? Do armed militias, organized crime, insurgent groups, political or religious extremists, or other organizations regularly target journalists? Have journalists fled the country or gone into hiding or exile to avoid such repercussions? Do journalists under threat from nonstate actors receive adequate protection from state authorities? Have media companies been targeted for physical attack or for the confiscation or destruction of property? Are there technical attacks (such as distributed denial- of- service (DDoS) attacks) on news and information websites or key online platforms for information exchange? 106

107 C. ECONOMIC ENVIRONMENT (0 30 POINTS) 1. To what extent are media owned or controlled by the government and does this influence their diversity of views? (0 6 points) To what extent do state- owned media dominate the country s news and information system? Does a state monopoly of TV or radio exist? Are there privately owned print, broadcast, or internet- based media that carry substantial, serious news reports? Do private news agencies provide news for print, broadcast, and online media? In the case of state- run or funded outlets, are they run with editorial independence and do they provide a range a diverse, nonpartisan viewpoints? NOTE: This question is usually scored to provide 0 2 points each for print, radio, and TV forms of news media, with the idea of measuring the balance between state and private ownership in each medium. 2. Is media ownership transparent, thus allowing consumers to judge the impartiality of the news? (0 3 points) Is it possible to ascertain the ownership structure of private media outlets? Do media owners hold official positions in the government or in political parties, and are these links intentionally concealed from the public? Are privately owned media seen to promote principles of public interest, diversity and plurality? 3. Is media ownership highly concentrated and does this influence diversity of content? (0 3 points) Are publications or broadcast systems owned or controlled by industrial or commercial enterprises, or other powerful societal actors, whose influence and financial power lead to concentration of ownership of the media and/or narrow control of the content of the media? Is there an excessive concentration of media ownership in the hands of private interests who are linked to state patronage or that of other powerful societal actors? Are there media monopolies, significant vertical integration (control over all aspects of news production and distribution), or substantial cross- ownership? Does the state actively implement laws concerning concentration, monopolies, and cross- ownership? 107

108 4. Are there restrictions on the means of news production and distribution? (0 4 points) Is there a monopoly on the means of production and distribution, such as newsprint supplies, internet service providers (ISPs), or telecommunications companies? Are there private and nonstate printing presses? Are channels of news and information distribution (kiosks, transmitters, cable operators, internet, mobile- phone operators) able to operate freely? Does the government exert pressure on independent media through the control of distribution facilities? Is there seizure or destruction of copies of newspapers, radio or television transmitters, satellite dishes, or production equipment? Does geography or poor infrastructure (roads, electricity, etc.) limit dissemination of print, broadcast, internet, or mobile- based news sources throughout the country? 5. Are there high costs associated with the establishment and operation of media outlets? (0 4 points) Are there excessive fees associated with obtaining a radio frequency, registering a newspaper, or establishing an ISP or website? Are the costs of purchasing paper, newsprint, or broadcasting equipment subject to high additional duties? Are media outlets subject to excessive taxation or other levies compared to other industries? Are there restrictions on foreign investment or non- investment foreign support/funding in the media? 6. Do the state or other actors try to control the media through allocation of advertising or subsidies? (0 3 points) Are state subsidies for privately run newspapers, broadcasters, or websites allocated fairly, i.e., on the basis of market share? Do private media subsidies distort the market, or are they intended to drive the competition out of business? Is government advertising allocated fairly and in an apolitical manner? Is there use of withdrawal of advertising (i.e., the government stops buying ad space in some papers or pressures private firms to boycott media outlets) as a way of influencing editorial decisions? 7. Do journalists, bloggers, or media outlets receive payment from private or public sources whose design is to influence their journalistic content? (0 3 points) Do government officials or other actors pay journalists in order to cover 108

109 or to avoid certain stories? Are journalists often bribed? Are pay levels for journalists and other media professionals sufficiently high to discourage bribery? Do journalists or media outlets request bribes or other incentives in order to cover or hold certain stories? 8. Does the overall economic situation negatively impact media outlets financial sustainability? (0 4 points) Are media overly dependent on the state, political parties, big business, or other influential political actors for funding? Is the economy so depressed or so dominated by the state that a private entrepreneur would find it difficult to create a financially sustainable publication or broadcast outlet? Is it possible for independent publications or broadcast outlets to remain financially viable primarily by generating revenue from advertising or subscriptions? Do foreign investors or donors play a large role in helping to sustain media outlets? Are private owners subject to intense commercial pressures and competition, thus causing them to tailor or cut news coverage in order for them to compete in the market or remain financially viable? Note: Under each question, a lower number of points is allotted for a more free situation, while a higher number of points is allotted for a less free environment. A complete list of the indicators used to make the assessments can be found online at press- 2014/methodology. 109

110 Appendix B Relatief gebruik Maṣr Maṣrī, ʿArab ʿArabī, Islām Islāmī op Facebookpagina Kullina Khālid Saʿīd tussen 01/02/2011 en 03/06/

Project HELP Higher Educated Local Preferences

Project HELP Higher Educated Local Preferences Project HELP Higher Educated Local Preferences Startbijeenkomst URD2 11 oktober 2012 Doel project Maatschappelijke vraag: de veranderende economische structuur van steden genereert andere beroepscategorieën;

More information

Jip Hogenboom. De Hacker vertelt November 2015

Jip Hogenboom. De Hacker vertelt November 2015 Jip Hogenboom De Hacker vertelt November 2015 https://eyesfinder.com/wp-content/uploads/2014/12/crown-jewels.jpg Cyberincidenten meer en meer in de media 3 Wie ben ik? Jip Hogenboom Manager / IT Security

More information

Formal semantics of ERDs Maarten Fokkinga, Verion of 4th of Sept, 2001

Formal semantics of ERDs Maarten Fokkinga, Verion of 4th of Sept, 2001 Formal semantics of ERDs Maarten Fokkinga, Verion of 4th of Sept, 2001 The meaning of an ERD. The notations introduced in the book Design Methods for Reactive Systems [2] are meant to describe part of

More information

HOW TO CREATE A SMART BUILDING FOR INVESTORS AND CLIENTS?

HOW TO CREATE A SMART BUILDING FOR INVESTORS AND CLIENTS? WHITE PAPER HOW TO CREATE A SMART BUILDING FOR INVESTORS AND CLIENTS? MORE INFORMATION: wim.boone@ingenium.be Ingenium nv MANAGEMENT SUMMARY A smart building creates comfort by interacting with its users

More information

DE SPECIALE PERSOON. 1. Hoe heet je? Ik heet Hij heet. / Zij heet. What is your name? I call myself He/She calls himself/

DE SPECIALE PERSOON. 1. Hoe heet je? Ik heet Hij heet. / Zij heet. What is your name? I call myself He/She calls himself/ DE SPECIALE PERSOON These first questions give us some basic information about you. They set the stage and help us to begin to get to know you. 1. Hoe heet je? Ik heet Hij heet. / Zij heet. 2. Wil je,

More information

Elektriese stroombane: Weerstand (Graad 11) *

Elektriese stroombane: Weerstand (Graad 11) * OpenStax-CNX module: m39203 Elektriese stroombane: Weerstand (Graad * Free High School Science Texts Project Based on Electric Circuits: Resistance (Grade by Free High School Science Texts Project This

More information

University of Groningen. Globalisering en geschiedenis Smits, J.P.H.; Schot, J.W. Published in: Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis

University of Groningen. Globalisering en geschiedenis Smits, J.P.H.; Schot, J.W. Published in: Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis University of Groningen Globalisering en geschiedenis Smits, J.P.H.; Schot, J.W. Published in: Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis DOI: 10.18352/tseg.603 IMPORTANT NOTE: You are advised

More information

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen The influence of physical and biomechanical processes on the ink trace. Methodological foundations for the forensic analysis of signatures Franke, Katrin IMPORTANT NOTE: You are

More information

LICHTMETING Waar je op moet letten

LICHTMETING Waar je op moet letten KONICA MINOLTA Group LICHTMETING Waar je op moet letten Meten zoals we zien AGENDA Konica Minolta bedrijf Meten zoals we zien Visueele waarneming Luminantie - illuminantie Welk meetverschil is visueel

More information

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/180911

More information

Managing social impact in design

Managing social impact in design Thesis_JBouma_Cover_def.indd 1 Jantine Bouma This PhD thesis is aimed at providing tools and methods to anticipate social consequences at an earlier stage of the design process. For example, the use of

More information

Team Game. Keuzedomein User Experience. Lars Tijsma, Anton Visser, Bert Schoonderbeek, Paul Bergervoet. Kick Further, 11 juni 2018

Team Game. Keuzedomein User Experience. Lars Tijsma, Anton Visser, Bert Schoonderbeek, Paul Bergervoet. Kick Further, 11 juni 2018 Team Game Keuzedomein User Experience Lars Tijsma, Anton Visser, Bert Schoonderbeek, Paul Bergervoet Kick Further, 11 juni 2018 1 Team Lars Tijsma (HAN) Anton Visser (Het Streek, Ede) Bert Schoonderbeek

More information

HELP, de Antillen verzuipen. John Baselmans

HELP, de Antillen verzuipen. John Baselmans 1 2 3 HELP, de Antillen verzuipen John Baselmans 4 Curaçao, 2009 This book is written by John Baselmans Photos and illustrations are from the hand of John Baselmans With thanks to all those people who

More information

INDEX BSCI MANUFACTURING METHODS. Brickstone aprons 4-9. promo aprons kitchen utilities safety jackets. kids safety jackets.

INDEX BSCI MANUFACTURING METHODS. Brickstone aprons 4-9. promo aprons kitchen utilities safety jackets. kids safety jackets. INDEX BSCI 2 MANUFACTURING METHODS 3 Brickstone aprons 4-9 promo aprons 10 kitchen utilities 11-13 safety jackets 14-17 kids safety jackets 18 safety bags 19 safety accessories 20-21 life safer bag 22-23

More information

Program overview. 22-Nov :42. Year 2014/2015 Technology, Policy and Management

Program overview. 22-Nov :42. Year 2014/2015 Technology, Policy and Management Program overview 22-Nov-2017 11:42 Year 2014/2015 Organization Technology, Policy and Management Education Minors WM Code Omschrijving ECTS WM-Mi-101-14 WM-Mi-101-14 International Entrepreneurship and

More information

Nederlandse norm. NEN-ISO (en) Specification for diagrams for process industry - Part 1: General rules (ISO :2010,IDT)

Nederlandse norm. NEN-ISO (en) Specification for diagrams for process industry - Part 1: General rules (ISO :2010,IDT) Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This

More information

Kijk ik om me heen, sta ik midden in het leven. Loesje

Kijk ik om me heen, sta ik midden in het leven. Loesje 6 Check-in Kijk ik om me heen, sta ik midden in het leven. Loesje Pfffff, ik ben echt op drie fronten tegelijk bezig, verzucht een vriendin (51). Op mijn werk rommelt het en ik weet ook niet goed of ik

More information

1. PRAISE EN WORSHIP 2. BATTLES: 3. DIE LEUENS VAN SATAN 4. WIE KAN DAN GERED WORD?

1. PRAISE EN WORSHIP 2. BATTLES: 3. DIE LEUENS VAN SATAN 4. WIE KAN DAN GERED WORD? JEUGLES Battle Wie kan gered word? 1. PRAISE EN WORSHIP 2. BATTLES: Die doel van die battles is dat n span of meer as een moet wen. Daar moet ook n prys sak lekkers vir die wenspan wees. As jy die battle

More information

Tilburg University. Innovatie en netwerken Oerlemans, Leon. Publication date: Link to publication

Tilburg University. Innovatie en netwerken Oerlemans, Leon. Publication date: Link to publication Tilburg University Innovatie en netwerken Oerlemans, Leon Publication date: 2007 Link to publication Citation for published version (APA): Oerlemans, L. A. G. (2007). Innovatie en netwerken: Tilburg: Universiteitsdrukkerij.

More information

AR, VR & Voice: De grote spelers

AR, VR & Voice: De grote spelers AR, VR & Voice: De grote spelers JEROEN VERKROOST WWW.VERKROOST.COM Jeroen Verkroost About me Adoptiq C.O.O. C.O.O. Consultant, spreker. Media & internet 20 jaar als digital director, o.a. bij: Veronica

More information

Shared spaces in a domestic environment

Shared spaces in a domestic environment Shared spaces in a domestic environment Reflection P5 Explorelab 19 Faculty of Architecture Delft University of Technology Vera Vorderegger 1511742 October 2015 Design mentor Leontine de Wit Building technology

More information

Verslag FEMTalks NL 7 mei 2018

Verslag FEMTalks NL 7 mei 2018 Verslag FEMTalks NL 7 mei 2018 Een betere positie voor kwetsbare vrouwen dankzij een Universeel Basis Inkomen (UBI)? FEMtalks NL is een serie bijeenkomsten van de Nederlandse Vrouwen Raad rondom facetten

More information

Frequency analysis of the flat plank tyre tester for validation of tyre transmissibility

Frequency analysis of the flat plank tyre tester for validation of tyre transmissibility Frequency analysis of the flat plank tyre tester for validation of tyre transmissibility J.J.Nieuwenhuijsen DCT 2008.072 Bachelor s thesis Coaches: Dr. Ir. I. Lopez R.R.J.J. van Doorn Technical University

More information

Nederlandse norm. NEN-ISO (en) Sensory analysis - Guidelines for sensory assessment of the colour of products (ISO 11037:2011,IDT)

Nederlandse norm. NEN-ISO (en) Sensory analysis - Guidelines for sensory assessment of the colour of products (ISO 11037:2011,IDT) Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This

More information

The Creative Entrepreneur

The Creative Entrepreneur The Creative Entrepreneur How to understand, navigate and survive the creative marketplace? Arjan van den Born The Creative Entrepreneur How to understand, navigate and survive the creative marketplace?

More information

BAIXO ELÉTRICO MANUAL DO PROPRIETÁRIO

BAIXO ELÉTRICO MANUAL DO PROPRIETÁRIO BAIXO ELÉTRICO MANUAL DO PROPRIETÁRIO ELECTRIC BASS OWNER S MANUAL CONTENTS PRECAUTIONS... 3 TUNING MACHINE TENSION ADJUSTMENT... 7 SETTING THE STRING ACTION... 8 INTONATION ADJUSTMENT... 9 PICKUP HEIGHT

More information

GRADE 7 - FINAL ROUND QUESTIONS GRAAD 7 - FINALE RONDTE VRAE

GRADE 7 - FINAL ROUND QUESTIONS GRAAD 7 - FINALE RONDTE VRAE GRADE 7 - FINAL ROUND QUESTIONS - 2007 GRAAD 7 - FINALE RONDTE VRAE - 2007 1 QUESTION/ VRAAG 1 John can dig the garden in 30 minutes while Jack takes 20 minutes. How long should it take if they work together?

More information

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA)

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) http://hdl.handle.net/11245/2.133622 File ID Filename Version uvapub:133622 Thesis unknown SOURCE (OR PART OF

More information

Amsterdam. comments on a city of culture

Amsterdam. comments on a city of culture Amsterdam comments on a city of culture 2 ##########################BLANCO PAGINA############################# 3 Contents Part I Introduction and summary 5 1. Introduction 5 2. Summary of report, conclusions

More information

Vgk full dropbox Address Submit

Vgk full dropbox  Address Submit Vgk full dropbox Email Address Submit For all those people some tips that I find useful:. How about the screen current? Do I want to measure it or not?. Figure 4.3 Test circuit for the high voltage switch.

More information

Het besluitvormingsproces met betrekking tot natuursteenrestauratie

Het besluitvormingsproces met betrekking tot natuursteenrestauratie Delft University of Technology Het besluitvormingsproces met betrekking tot natuursteenrestauratie Quist, Wido Publication date 2016 Document Version Final published version Citation (APA) Quist, W. (2016).

More information

Towards a successful. development of smart cities. An exploratory research on factors influencing the financial feasibility.

Towards a successful. development of smart cities. An exploratory research on factors influencing the financial feasibility. Towards a successful development of smart cities An exploratory research on factors influencing the financial feasibility Johan Slob Eindhoven University of Technology Construction Management & Engineering,

More information

The development of a method to measure circadian light on the eyes of elderly people with intellectual disability or dementia

The development of a method to measure circadian light on the eyes of elderly people with intellectual disability or dementia Eindhoven University of Technology MASTER The development of a method to measure circadian light on the eyes of elderly people with intellectual disability or dementia van Duijnhoven, Juliëtte Award date:

More information

Designing a novel microlaser on a hybrid III-V/silicon platform using resonant photonic crystal cavity reflectors

Designing a novel microlaser on a hybrid III-V/silicon platform using resonant photonic crystal cavity reflectors Designing a novel microlaser on a hybrid III-V/silicon platform using resonant photonic crystal cavity reflectors Andreas De Groote Promotoren: prof. dr. ir. Günther Roelkens, prof. dr. ir. Roel Baets

More information

New Year s Reception

New Year s Reception New Year s Reception 2017-2018 Introduction And that s a wrap! Thank you very much for coming to the New Year s Reception (or if you didn t and are reading this, we re looking forward to seeing you next

More information

Amsterdam University of Applied Sciences. Schuldhulpverlening van Middendorp, Jansje; Gesthuizen, Maurice; van Geuns, R.C.

Amsterdam University of Applied Sciences. Schuldhulpverlening van Middendorp, Jansje; Gesthuizen, Maurice; van Geuns, R.C. Amsterdam University of Applied Sciences Schuldhulpverlening van Middendorp, Jansje; Gesthuizen, Maurice; van Geuns, R.C. Published in: Journal of Social Intervention Link to publication Citation for published

More information

SOLIDWORKS tutorial 6 TEKENINGEN VAN BOTER, KAAS EN EIERENSPEL. Lager en middelbaar technisch onderwijs

SOLIDWORKS tutorial 6 TEKENINGEN VAN BOTER, KAAS EN EIERENSPEL. Lager en middelbaar technisch onderwijs SOLIDWORKS tutorial 6 TEKENINGEN VAN BOTER, KAAS EN EIERENSPEL Lager en middelbaar technisch onderwijs Voor gebruik met SOLIDWORKS Educational Release 2018-2019 1995-2017, Dassault Systemes SolidWorks

More information

Leren door doen: Overheidsparticipatie in een energieke samenleving van der Steen, M.; Hajer, M.A.; Scherpenisse, J.; van Gerwen, O.J.; Kruitwagen, S.

Leren door doen: Overheidsparticipatie in een energieke samenleving van der Steen, M.; Hajer, M.A.; Scherpenisse, J.; van Gerwen, O.J.; Kruitwagen, S. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Leren door doen: Overheidsparticipatie in een energieke samenleving van der Steen, M.; Hajer, M.A.; Scherpenisse, J.; van Gerwen, O.J.; Kruitwagen, S. Link to publication

More information

PRIMARY SCHOOL GRADE 4 MATHEMATICS FORMAL ASSESSMENT TASK (FAT) 3. 3 JUNE 2016 EXAMINATIONS NAME & SURNAME GRADE 4 INSTRUCTIONS

PRIMARY SCHOOL GRADE 4 MATHEMATICS FORMAL ASSESSMENT TASK (FAT) 3. 3 JUNE 2016 EXAMINATIONS NAME & SURNAME GRADE 4 INSTRUCTIONS PRIMARY SCHOOL GRADE 4 MATHEMATICS FORMAL ASSESSMENT TASK (FAT) 3. 3 Marks: 30 JUNE 2016 EXAMINATIONS Time: 1 hour NAME & SURNAME GRADE 4 INSTRUCTIONS 1. Write your name, surname and class in the spaces

More information

Good Practice. Fiscale integriteitsrisico s

Good Practice. Fiscale integriteitsrisico s Good Practice Fiscale integriteitsrisico s voor Trustkantoren 2019 Good practices Fiscale integriteitsrisico s voor Trustkantoren 2019 Inhoud 1 Inleiding 5 1.1 Waarom deze guidance? 5 1.2 Leeswijzer 7

More information

Superbus Positioning System

Superbus Positioning System Superbus Positioning System A High Accuracy Networked RTK GPS System Master s Thesis Delft, 2011 Gert-Jan Pauwels Superbus Positioning System A High Accuracy Networked RTK GPS System MASTER OF SCIENCE

More information

Robots: taking over everything since 1968

Robots: taking over everything since 1968 Future of work: menselijke robotica Wat? Waarom? Wanneer? Lennert Vierendeels @lennertv 0472/71.29.69 lennert.vierendeels@vub.be Robots: taking over everything since 1968 1 40 years later However... 2

More information

Open brief in The New York Times van 1 januari 2018

Open brief in The New York Times van 1 januari 2018 https://www.nytimes.com/2018/01/01/movies/times-up-hollywood-women-sexualharassment.html?action=click&contentcollection=arts&region=footer&module=whatsnext &version=whatsnext&contentid=whatsnext&moduledetail=undefined&pgtype=multimedi

More information

Nederlandse norm. NEN-ISO (en)

Nederlandse norm. NEN-ISO (en) Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This

More information

STRUCTURING USER CENTRED PRODUCT DEVELOPMENT PROCESSES

STRUCTURING USER CENTRED PRODUCT DEVELOPMENT PROCESSES STRUCTURING USER CENTRED PRODUCT DEVELOPMENT PROCESSES Dissertation committee: Prof. dr. F. Eising Prof. dr. ir. F.J.A.M. van Houten Dr. ir. M.C. van der Voort Prof. A. Bernard Prof. dr. ir. C.H. Dorst

More information

Hebben de AFM rapporten impact op de audit kwaliteit van de Big 4-accountantsorganisaties

Hebben de AFM rapporten impact op de audit kwaliteit van de Big 4-accountantsorganisaties Amsterdam Business School Hebben de AFM rapporten impact op de audit kwaliteit van de Big 4-accountantsorganisaties Final Version Name: Stevani Patros Student number: 10276831 Thesis supervisor: Sanjay

More information

Evaluation of the Rathenau Instituut

Evaluation of the Rathenau Instituut Evaluation of the Rathenau Instituut 2012-2016 15 December 2017 1 Content Management summary... 4 Samenvatting in het Nederlands... 7 1. Introduction... 10 1.1 Background... 10 1.2 Aim of the assessment...

More information

GUITARRA ELÉTRICA MANUAL DO PROPRIETÁRIO

GUITARRA ELÉTRICA MANUAL DO PROPRIETÁRIO GUITARRA ELÉTRICA MANUAL DO PROPRIETÁRIO ELECTRIC GUITAR OWNER S MANUAL CONTENTS PRECAUTIONS... 3 VIBRATO SYSTEM Locking Type... 10 TUNING MACHINE TENSION ADJUSTMENT... 7 BRIDGE/SPRING TENSION ADJUSTMENTS...

More information

Voorbeeld. Preview NSN. NEN-IS0 1974(en) Papier en karton - Bepaling van de doorscheurweerstand (Methode volgens Elmendorf (ISO 1974:1990,IDT)

Voorbeeld. Preview NSN. NEN-IS0 1974(en) Papier en karton - Bepaling van de doorscheurweerstand (Methode volgens Elmendorf (ISO 1974:1990,IDT) Nederlandse norm Papier en karton - Bepaling van de doorscheurweerstand (Methode volgens Elmendorf (ISO 1974:1990,IDT) NEN-IS0 1974(en) Paper and board - Determination of tearing resistance (Elmendorf

More information

Om veld- en atletiekbaantegnieke aan te leer *

Om veld- en atletiekbaantegnieke aan te leer * OpenStax-CNX module: m25751 1 Om veld- en atletiekbaantegnieke aan te leer * Siyavula Uploaders This work is produced by OpenStax-CNX and licensed under the Creative Commons Attribution License 3.0 1 LEWENSORIËNTERING

More information

FAKULTEIT INGENIEURSWESE FACULTY OF ENGINEERING. Volpunte: Full marks: Instruksies / Instructions

FAKULTEIT INGENIEURSWESE FACULTY OF ENGINEERING. Volpunte: Full marks: Instruksies / Instructions FAKULTEIT INGENIEURSWESE FACULTY OF ENGINEERING Elektrotegniek 143 Electrotechniques 143 Tydsduur: Duration Eksaminatore: Prof H C Reader Prof J B de Swardt Mnr AD le Roux 1.5 h 1 Beantwoord al die vrae.

More information

Work process proposal adaptation FTR. UG Belgian Grid 09/09/2013 Elia

Work process proposal adaptation FTR. UG Belgian Grid 09/09/2013 Elia Work process proposal adaptation FTR UG Belgian Grid 09/09/2013 Elia Doelstelling Actualiseren van het Federaal Technisch Reglement Integratie (daar waar nodig) van de ENTSO-E codes in het Federaal Technisch

More information

Cost efficient dimensioning of integrated fixed and mobile networks

Cost efficient dimensioning of integrated fixed and mobile networks Cost efficient dimensioning of integrated fixed and mobile networks Tom Pallini Promotoren: prof. dr. ir. Mario Pickavet, dr. ir. Sofie Verbrugge Begeleiders: dr. ir. Bart Lannoo, dr. ir. Koen Casier Masterproef

More information

Voorbeeld. Preview ISO INTERNATIONAL STANDARD

Voorbeeld. Preview ISO INTERNATIONAL STANDARD INTERNATIONAL STANDARD ISO 7388-1 Second edition 2007-08-01 Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst

More information

Department of Mathematics and Applied Mathematics Departement Wiskunde en Toegepaste Wiskunde

Department of Mathematics and Applied Mathematics Departement Wiskunde en Toegepaste Wiskunde Department of Mathematics and Applied Mathematics Departement Wiskunde en Toegepaste Wiskunde GRADES 6 AND 7 GRADE 6 EN 7 31 July 5 Aug 2017 31 July 5 Aug 2017 TIME: 2 HOURS TYD: 2 URE 2012 OUTEURSREG

More information

UNIVERSITEIT VAN PRETORIA / UNIVERSITY OF PRETORIA DEPT WISKUNDE EN TOEGEPASTE WISKUNDE DEPT OF MATHEMATICS AND APPLIED MATHEMATICS

UNIVERSITEIT VAN PRETORIA / UNIVERSITY OF PRETORIA DEPT WISKUNDE EN TOEGEPASTE WISKUNDE DEPT OF MATHEMATICS AND APPLIED MATHEMATICS UNIVERSITEIT VAN PRETORIA / UNIVERSITY OF PRETORIA DEPT WISKUNDE EN TOEGEPASTE WISKUNDE DEPT OF MATHEMATICS AND APPLIED MATHEMATICS WTW 218 - CALCULUS EKSAMEN / EXAM PUNTE MARKS 2013-06-13 TYD / TIME:

More information

Verkort, verdoft, verdwenen

Verkort, verdoft, verdwenen Verkort, verdoft, verdwenen Vocaalreductie in het Corpus Gesproken Nederlands Evie Coussé, Steven Gillis en Hanne Kloots* Abstract In this paper we investigate vowel reduction in present-day Standard Dutch,

More information

DE LOGOLOGISCHE RUIMTE OPSTELLEN OVER TAAL MEULENHOFF EDITIE

DE LOGOLOGISCHE RUIMTE OPSTELLEN OVER TAAL MEULENHOFF EDITIE DE LOGOLOGISCHE RUIMTE OPSTELLEN OVER TAAL MEULENHOFF EDITIE Page 1 Page 2 de logologische ruimte opstellen over taal meulenhoff editie de logologische ruimte opstellen pdf de logologische ruimte opstellen

More information

Interfacing Networks-on-Chip

Interfacing Networks-on-Chip Interfacing Networks-on-Chip Hardware meeting Software Marcel D. van de Burgwal Interfacing Networks-on-Chip Hardware meeting Software Marcel D. van de Burgwal Members of the dissertation committee: prof.

More information

Citation for published version (APA): Schijf, G. M. (2009). Lees- en spellingvaardigheden van brugklassers Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut

Citation for published version (APA): Schijf, G. M. (2009). Lees- en spellingvaardigheden van brugklassers Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut UvA-DARE (Digital Academic Repository) Lees- en spellingvaardigheden van brugklassers Schijf, G.M. Link to publication Citation for published version (APA): Schijf, G. M. (2009). Lees- en spellingvaardigheden

More information

Research Report WiFi Performance Netherlands version v1.0, November 14 th, 2017

Research Report WiFi Performance Netherlands version v1.0, November 14 th, 2017 Research Report WiFi Performance Netherlands 2017 version v1.0, November 14 th, 2017 Colofon Document name Research Report WiFi Performance Netherlands 2017 v1.0 Reference Number 17182 Title Research Report

More information

The role of incumbents in the Dutch energy transition

The role of incumbents in the Dutch energy transition The role of incumbents in the Dutch energy transition Dr. Magda Smink Stichting Natuur & Milieu I&M Masterclass February 17, 2016 Introduction Why does the Dutch energy transition proceed so slowly? The

More information

Ontwerp van een geschakelde xdsl versterker in een submicron hoogspanningstechnologie

Ontwerp van een geschakelde xdsl versterker in een submicron hoogspanningstechnologie doctoraat VDG 29/8/13 11:3 page 1 #1 Ontwerp van een geschakelde xdsl versterker in een submicron hoogspanningstechnologie Design of a Switching xdsl Line Driver in a Submicron High Voltage Technology

More information

Casestudy Matt Mazur: Het opzetten van een internet business

Casestudy Matt Mazur: Het opzetten van een internet business Casestudy Matt Mazur: Het opzetten van een internet business Internet Marketing Seminar Eelco de Boer 11 November 2008 Hello everyone, I prepared something. I just googled the word, because I don t know

More information

From resistance to transformation: Politics of experimentation with new energy systems Hoffman, J.G.

From resistance to transformation: Politics of experimentation with new energy systems Hoffman, J.G. UvA-DARE (Digital Academic Repository) From resistance to transformation: Politics of experimentation with new energy systems Hoffman, J.G. Link to publication Citation for published version (APA): Hoffman,

More information

DOWNLOAD PDF 1997 CONFERENCE ON LASERS AND ELECTRO-OPTICS/PACIFIC RIM, CLEO/PACIFIC RIM

DOWNLOAD PDF 1997 CONFERENCE ON LASERS AND ELECTRO-OPTICS/PACIFIC RIM, CLEO/PACIFIC RIM Chapter 1 : Engr. Cleo Meet The Future CLEO-PR is the preeminent Pacific Rim forum reporting on the latest research and development in a wide range of laser and electro-optic disciplines, including fundamental

More information

Smetsers, Ronald; Wolterbeek, Bert; van Gelder, Pieter; Huitema, Klazien; van Zalen, Ed

Smetsers, Ronald; Wolterbeek, Bert; van Gelder, Pieter; Huitema, Klazien; van Zalen, Ed Delft University of Technology Peiling nationale kennisbehoefte straling en nucleaire veiligheid Smetsers, Ronald; Wolterbeek, Bert; van Gelder, Pieter; Huitema, Klazien; van Zalen, Ed Publication date

More information

ADVIES ONDERHOUD POSTBUS 90 BELLWEG 11 KVK ZUID-LIMBURG AB ECHT 6101 XA ECHT IBAN NL36RABO PAGINA 1 VAN 1

ADVIES ONDERHOUD POSTBUS 90 BELLWEG 11 KVK ZUID-LIMBURG AB ECHT 6101 XA ECHT IBAN NL36RABO PAGINA 1 VAN 1 Bedankt voor de interesse in onze scanners. Als specialist op het gebied van scannen helpen wij u graag! Op onze website vindt u een selectie van scanners die wij aanbieden, gesorteerd op volume wat deze

More information

Time-Interleaved High-speed D/A Converters

Time-Interleaved High-speed D/A Converters Time-Interleaved High-speed D/A Converters Erik Olieman Samenstelling promotiecommissie: Voorzitter en secretaris: Prof.dr. P.M.G. Apers Promotor: Prof.dr.ir B. Nauta Assistent-promotor: Dr.ir. A.J. Annema

More information

Voorbeeld. Preview. Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN

Voorbeeld. Preview. Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This

More information

Hairdryer. Register your product and get support at HP4867/00. Gebruiksaanwijzing

Hairdryer.   Register your product and get support at HP4867/00. Gebruiksaanwijzing Register your product and get support at www.philips.com/welcome Hairdryer HP4867/00 NL Gebruiksaanwijzing b c d e i h g f a Nederlands Gefeliciteerd met uw aankoop en welkom bij Philips! Registreer uw

More information

Whispers from the Past Kopiereg: Helen Shrimpton, 2016.

Whispers from the Past Kopiereg: Helen Shrimpton, 2016. Whispers from the Past Kopiereg: Helen Shrimpton, 2016. Alle regte voorbehou. Deur: Helen by www.crystalsandcrochet.com Deel 3 VS terme reg deur gebruik. Afkortings St, ste Steek, steke Kb Kortbeen Vierslb

More information

Machine learning in Go

Machine learning in Go Machine learning in Go Supervised learning of move prediction E. de Groote March 2005 Graduation Committee: Dr. M. Poel Ir. M. van Otterlo Prof. Dr. Ir. A. Nijholt University of Twente - Enschede, The

More information

AFRIKAANS AS A SECOND LANGUAGE 0548/3, 0556/3

AFRIKAANS AS A SECOND LANGUAGE 0548/3, 0556/3 Centre Number Candidate Number Candidate Name International General Certificate of Secondary Education UNIVERSITY OF CAMBRIDGE LOCAL EXAMINATIONS SYNDICATE in collaboration with MINISTRY OF BASIC EDUCATION,

More information

Dutch summary. AR90: Augmented-Reality Interacties herbekeken vanuit een Ergonomisch standpunt. Introductie

Dutch summary. AR90: Augmented-Reality Interacties herbekeken vanuit een Ergonomisch standpunt. Introductie Abstract More and more Augmented Reality (AR) applications are used in our everyday lives. Thanks to the growing processing- and graphical power of mobile devices, it becomes possible to implement AR applications

More information

Small cell networks and massive MIMO for radio-overfiber based indoor communications Wang, Q.

Small cell networks and massive MIMO for radio-overfiber based indoor communications Wang, Q. Small cell networks and massive MIMO for radio-overfiber based indoor communications Wang, Q. Published: 18/05/2016 Document Version Publisher s PDF, also known as Version of Record (includes final page,

More information

Functieneutraliteit toekomstbestendig bouwen : ontwerprichtlijnen voor een functieneutraal gebouw

Functieneutraliteit toekomstbestendig bouwen : ontwerprichtlijnen voor een functieneutraal gebouw Eindhoven University of Technology MASTER Functieneutraliteit toekomstbestendig bouwen : ontwerprichtlijnen voor een functieneutraal gebouw Sprengers, M.B. Award date: 2015 Link to publication Disclaimer

More information

HIGH RESOLUTION 260 LEDBAR PPM USER MANUAL

HIGH RESOLUTION 260 LEDBAR PPM USER MANUAL HIGH RESOLUTION 260 LEDBAR PPM USER MANUAL Version 1.01 Manual page 1 Geachte klant, Wij danken u hartelijk voor uw keuze en het vertrouwen dat u in ons product stelt. U deed een goede keus, dit product

More information

MEDIA BROCHURE

MEDIA BROCHURE WE ARE AUTOMOTIVE. 2015 INFORMATION Editorial formula Reader profile Circulation Contact details RATES Print Online bannering Newsletters Advertorials EVENTS & SERVICES Sponsoring Jobboard Media partnership

More information

LEVEN TE LEUVEN IN DE LATE MIDDELEEUWEN

LEVEN TE LEUVEN IN DE LATE MIDDELEEUWEN LEVEN TE LEUVEN IN DE LATE MIDDELEEUWEN Page 1 Page 2 leven te leuven in de late middeleeuwen leven te leuven in pdf leven te leuven in de late middeleeuwen Enter the email address you signed up with and

More information

SubwayAPPS: Localisation on underground public transportation systems by using mobile air pressure sensors

SubwayAPPS: Localisation on underground public transportation systems by using mobile air pressure sensors HASSELT UNIVERSITY MASTER THESIS SUBMITTED TO ACHIEVE THE MASTER S DEGREE IN CS, OPTION HUMAN-COMPUTER INTERACTION AT HASSELT UNIVERSITY SubwayAPPS: Localisation on underground public transportation systems

More information

Nederlandse norm. NEN-ISO (en)

Nederlandse norm. NEN-ISO (en) Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This

More information

baantjer boeken 7A48CD C8B2D237329FE539 Baantjer Boeken 1 / 6

baantjer boeken 7A48CD C8B2D237329FE539 Baantjer Boeken 1 / 6 Baantjer Boeken 1 / 6 2 / 6 3 / 6 Baantjer Boeken The writing industry is moving into e-books faster than you can say save the trees. The trouble, for now, is that we re still working out how much an e-book

More information

OOREENKOMS AANGEGAAN DEUR EN TUSSEN:

OOREENKOMS AANGEGAAN DEUR EN TUSSEN: OOREENKOMS AANGEGAAN DEUR EN TUSSEN: IRONEL LOTTER Identiteitsnommer 630407 0028 08 9 wie handel dryf as AVANTGARDE KENNELS Grootfontein WILLOWMORE Tel: 044 956 1011 Sel: 084 516 8317 Epos: ironel@vodamail.co.za

More information

Citation for published version (APA): de Beer, P. T., & Keune, M. J. (2018). De erosie van het poldermodel. Mens en Maatschappij, 93(3),

Citation for published version (APA): de Beer, P. T., & Keune, M. J. (2018). De erosie van het poldermodel. Mens en Maatschappij, 93(3), UvA-DARE (Digital Academic Repository) De erosie van het poldermodel de Beer, P.T.; Keune, M.J. Published in: Mens en Maatschappij Link to publication Citation for published version (APA): de Beer, P.

More information

Document Version Publisher s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers)

Document Version Publisher s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers) Flexibility in active distribution network management : a new horizon in monitoring and control for grid supportive demand side management Blaauwbroek, N. Accepted/In press: 05/11/2018 Document Version

More information

Evaluation of Fault Current Contribution Strategies by Converter Based Distributed Generation

Evaluation of Fault Current Contribution Strategies by Converter Based Distributed Generation ARENBERG DOCTORAL SCHOOL FACULTY OF ENGINEERING SCIENCE Evaluation of Fault Current Contribution Strategies by Converter Based Distributed Generation Thomas Wijnhoven Supervisor: Prof. dr. ir. G. Deconinck

More information

Voorbeeld. Preview. Identificatie van dieren met radiofrequenties. Technisch concept. Nederlands. Normalisatie-instituut

Voorbeeld. Preview. Identificatie van dieren met radiofrequenties. Technisch concept. Nederlands. Normalisatie-instituut Nederlandse NEN-ISO 11785 Identificatie van dieren met radiofrequenties. Technisch concept (ISO 11785:1996) Radio-frequency identification of animals. Technical concept (ISO 11785:1996) 1e druk, januari

More information

INTERNATIONAL ORGANIZATION FOR STANDARDIZATION.MEIK~YHAPO~HAFl OPl-AHM3AUblR fl0 CTAHAAPTbl3A~MM*ORGANISATlON INTERNATIONALE DE NORMALISATION

INTERNATIONAL ORGANIZATION FOR STANDARDIZATION.MEIK~YHAPO~HAFl OPl-AHM3AUblR fl0 CTAHAAPTbl3A~MM*ORGANISATlON INTERNATIONALE DE NORMALISATION International Standard INTERNATIONAL ORGANIZATION FOR STANDARDIZATION.MEIK~YHAPO~HAFl OPl-AHM3AUblR fl0 CTAHAAPTbl3A~MM*ORGANISATlON INTERNATIONALE DE NORMALISATION Dit document mag slechts op een stand-alone

More information

Voorwoord. Veel leesplezier, Lambert Zaad

Voorwoord. Veel leesplezier, Lambert Zaad Voorwoord Dit document bevat het onderzoeksartikel dat ik geschreven heb in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Communications Studies van de Universiteit Twente. Deze studie heb ik naast mijn

More information

Titel: Implementation of haptic textures Richting: 2de masterjaar in de informatica - Human Computer Interaction Jaar: 2009

Titel: Implementation of haptic textures Richting: 2de masterjaar in de informatica - Human Computer Interaction Jaar: 2009 Auteursrechterlijke overeenkomst Opdat de Universiteit Hasselt uw eindverhandeling wereldwijd kan reproduceren, vertalen en distribueren is uw akkoord voor deze overeenkomst noodzakelijk. Gelieve de tijd

More information

Nederlandse norm NEN-ISO (en) Bevel and hypoid gear geometry (ISO 23509:2006,IDT) ICS september 2006

Nederlandse norm NEN-ISO (en) Bevel and hypoid gear geometry (ISO 23509:2006,IDT) ICS september 2006 Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This

More information

Spiderman game. Spiderman game.zip

Spiderman game. Spiderman game.zip Spiderman game Spiderman game.zip GameGape is the premier games site where you can play over 20,000 free online games including all Ben10, Spiderman, Power Rangers, Mario, Sonic gamesflasharcade.com offers

More information

Voorbeeld. norm. Preview NEN-IEC /A1. Wijzigingsblad

Voorbeeld. norm. Preview NEN-IEC /A1. Wijzigingsblad Nederlandse norm Meetmethoden voor radioapparatuurvoor mobiele diensten - Deel 2: Zenders voor in amplitude, frequentie of fase gemoduleerde uitzendingen (IEC60489-2:1991/A1:1999,IDT) Wijzigingsblad NEN-IEC

More information

tijdschrift van het nederlands elektronicaen radiogenootschap deel 43 nr. 5 /

tijdschrift van het nederlands elektronicaen radiogenootschap deel 43 nr. 5 / tijdschrift van het nederlands elektronicaen radiogenootschap deel 43 nr. 5 / 6-1 9 7 8 nederlands elektronicaen radiogenootschap Nederlands Elektronica- en Radiogenootschap Postbus 39, Leidschendam. Gironummer

More information

urban experiences Urban Sensing explorations of merging the physical & digital space

urban experiences Urban Sensing explorations of merging the physical & digital space explorations of merging the physical & digital space Augustus 2016 Jos van Leeuwen & Arnold Jan Quanjer Kevin Lynch (1918-1984) Urban Planner A city comprises both the physical built environment in which

More information

Voorbeeld. Preview ISO 4043 INTERNATIONAL STANDARD. Mobile booths for simultaneous interpretation General characteristics and equipment

Voorbeeld. Preview ISO 4043 INTERNATIONAL STANDARD. Mobile booths for simultaneous interpretation General characteristics and equipment INTERNATIONAL STANDARD ISO 4043 Second edition 1998-11-15 Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst

More information

Modifications for the Yaesu FT-857

Modifications for the Yaesu FT-857 Modifications for the Yaesu FT-857 MARS mod of the FT-857 US Version MARS mod of the FT-857 Installing The FT-857 Options Second menu for FT-857 FT-857 Mods By DG2IAQ TX Power Mod for Yaesu FT857(D) WARNING:

More information

Learning to learn for innovation and sustainable development van Kleef, J.A.G.

Learning to learn for innovation and sustainable development van Kleef, J.A.G. Tilburg University Learning to learn for innovation and sustainable development van Kleef, J.A.G. Document version: Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2014 Link to publication

More information

Voorbeeld. Preview ISO INTERNATIONAL STANDARD. Ships and marine technology Rate of turn indicators

Voorbeeld. Preview ISO INTERNATIONAL STANDARD. Ships and marine technology Rate of turn indicators INTERNATIONAL STANDARD ISO 20672 First edition 2007-05-15 Ships and marine technology Rate of turn indicators Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk

More information